Meneer Jochems* ontvangt een brief van het CAK. Daarin staat: ''Wijlen mevrouw Jochems-Blok* heeft zorg in een instelling ontvangen." Het CAK brengt in de brief (een eigen bijdrage voor) zorgkosten in rekening over de maand ná overlijden van zijn echtgenote. Waarom stuurt het CAK ruim een maand na het overlijden van zijn echtgenote deze kwetsende brief? Terwijl het CAK weet van het overlijden?
Meneer Jochems klaagt hierover bij het CAK. Hij hoeft de factuur niet te betalen. Het CAK maakt excuses, maar laat ook weten dat het systeem dat deze brieven stuurt niet aangepast kan worden. Alle post wordt van tevoren door het CAK opgemaakt. De brief stond al klaar toen zijn echtgenote overleed en kon niet meer worden tegengehouden. Alleen de adressering en aanhef zijn aangepast.
Meneer Jochems is niet tevreden met deze reactie. Hij klaagt bij de ombudsman dat het CAK geen (structurele) oplossing biedt.
De ombudsman vindt de klacht van meneer Jochems terecht. Het CAK had direct moeten erkennen dat het versturen van dit soort kwetsende post voorkomen moet worden. En een (structurele) oplossing in het vooruitzicht moeten stellen. Pas toen de ombudsman de klacht onder de aandacht bracht bij het CAK ging het CAK ermee aan de slag. Maar er is nog geen oplossing bereikt of in zicht.
De Nationale ombudsman verwacht dat het CAK er alles aan doet om ervoor te zorgen dat nabestaanden niet meer van dit soort kwetsende brieven ontvangen. Dit zal hij monitoren tijdens het intensieve contact dat de Nationale ombudsman al heeft met het CAK.
*Niet de echte naam