Verzoeker wil zijn agrarisch bedrijf ombouwen tot een recreatiepark met zorg. Hiervoor is een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk. Over de (on-)mogelijkheden daarvan is hij meer dan tien jaar in gesprek met de gemeente. Uiteindelijk adviseert de raadscommissie Ruimte het college van burgemeester en wethouders in september 2012 om geen wijziging van het bestemmingsplan voor te bereiden. Verzoeker klaagt er bij de Nationale ombudsman over dat de gemeente hem gedurende meerdere jaren heeft voorgehouden dat zijn plan kansrijk was en nu op het laatste moment, zonder duidelijke motivering, geen medewerking verleent.
De ombudsman overweegt dat met een zogeheten 'principebesluit' het college van burgemeester en wethouders aangeeft of het de wijziging van een bestemmingsplan als haalbare optie beschouwd. Zo wordt voorkomen dat burgers grote kosten maken. Het karakter van een principebesluit brengt met zich mee dat de formele besluitvorming nog moet plaatsvinden. De raad blijft uiteindelijk het beslissingsbevoegd orgaan.
Verzoeker stelt dat de gemeente hem vanaf 6 februari 1997, het moment dat de gemeenteraad het bestemmingsplan vaststelde, aan het lijntje heeft gehouden. Pas in januari 2012 is hem duidelijk gemaakt aan welke voorwaarden het verzoek moet voldoen. Zoals ook het college concludeert is bij hem - ondanks diverse overleggen, telefonische contacten en briefwisselingen - onduidelijkheid blijven bestaan over het voor de gemeente gebruikelijke afwegingsproces. Het college heeft hiermee niet gehandeld in overeenstemming met het vereiste van transparantie en de klacht is in zoverre gegrond.
Met het college is de Nationale ombudsman tevens van oordeel dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet de verwachting kan hebben gewekt dat wél medewerking zou worden verleend. Bij de vaststelling is aangegeven dat een concreet verzoek moet worden ingediend. Door verzoeker is daarna inderdaad een plan ingediend, maar dat plan is later nog tot twee maal toe gewijzigd.
Over de wijze van besluit- en oordeelsvorming geeft de ombudsman geen oordeel. Politieke partijen vertegenwoordigd in de raad hebben hierin een eigen afwegingsbevoegdheid. Waarbij het overigens wel voor de hand ligt dat bij het maken van die afweging rekening gehouden wordt met eerder vastgestelde gemeentelijke uitgangspunten. Of die afweging op de goede gronden is gemotiveerd kan uitsluitend beoordeeld worden via het doorlopen van de procedure tot herziening van het bestemmingsplan of de afwijkingsprocedure. Op voorhand is echter al bekend dat de gemeenteraad geen medewerking zal verlenen en verzoeker dus veel kosten zal moeten maken voor de ruimtelijke ordeningsprocedure en de beroepsprocedure. De uitkomst van die laatste procedure is ongewis.