De dochter van verzoekster was aangevallen door drie meisjes en deed aangifte. Twee meisjes werden als verdachte gehoord, maar er werd geen strafvervolging tegen hen ingesteld wegens gebrek aan bewijs. De korpsbeheerder verklaarde verzoeksters klacht over het onvoldoende actie ondernemen op de aangifte gegrond, waarna nog een getuige is gehoord. In de klachtafhandelingsbrief overwoog de korpsbeheerder onder meer dat de identiteit van de meisjes die haar dochter hadden beroofd vooralsnog onbekend bleef en dat de verklaring van de getuige geen ander licht op de zaak wierp.
Verzoekster klaagde er over dat de korpsbeheerder stelde dat de identiteit van de meisjes onbekend was, terwijl volgens haar de gegevens van de meisjes wel bij de politie bekend waren. De Nationale ombudsman was het met de korpsbeheerder eens dat het feit dat iemand is aangehouden nog niet meebrengt dat deze persoon als dader kan worden aangemerkt. Daarbij kwam dat de zaak tegen de twee aangehouden meisjes is geseponeerd en de latere verklaring van de getuige geen ander licht op de zaak wierp. Gelet hierop vond de Nationale ombudsman dat de korpsbeheerder niet in strijd met het vereiste van administratieve nauwkeurigheid had gehandeld.
Overige onderwerpen:
- termijn klachtafhandeling