2005/159

Rapport

Bij doorzoeking van verzoekers woning en auto werd cocaïne aangetroffen. Verzoeker verbleef toen twee dagen in het ziekenhuis. Een week later werd hij aangehouden en in verzekering gesteld in verband met de jegens hem gerezen verdenking. Tijdens zijn verblijf op het politiebureau vond de GGD-arts behandeling van de operatiewond in het ziekenhuis noodzakelijk. Daarna werd verzoeker weer teruggebracht naar het politiebureau. Verzoeker diende hierover een klacht in, waarin hij tevens aan de orde stelde dat de politie tijdens de doorzoeking dreigementen jegens zijn schoondochter had geuit. De hoofdofficier van justitie vond dit klachtonderdeel niet gegrond. Hij overwoog dat hij voor de bedreigingen geen andere bewijzen had dan verzoekers verklaring, terwijl de politie de dreiging had ontkend.

Verzoeker klaagde onder meer over de aanhouding en inverzekeringstelling, die volgens hem gelet op de operatie kort ervóór en de noodzakelijke behandeling in het ziekenhuis niet hadden mogen plaatsvinden. Ook klaagde verzoeker erover dat bij de afhandeling van zijn klacht over de bedreigingen slechts informatie was vergaard bij de politie en niet bij verzoekers familieleden die (in tegenstelling tot verzoeker zelf) bij de doorzoeking aanwezig waren geweest.

De Nationale ombudsman overwoog ten aanzien van de aanhouding en inverzekeringstelling dat er geen sprake was van schending van het evenredigheidsvereiste, gelet op de ernst van de verdenking, het feit dat de officier van justitie met de politie had besproken dat rekening moest worden gehouden met verzoekers gezondheidstoestand en het feit dat er voldoende aanwijzingen waren dat de inverzekeringstelling niet op medische bezwaren van de GGD-arts stuitte.

Ten aanzien van het klachtonderzoek overwoog de Nationale ombudsman dat de hoofdofficier van justitie kennelijk meer geloof had gehecht aan de verklaring van de betrokken politieambtenaar, maar niet kenbaar had gemaakt waaróm dit zo was en evenmin waarom aan verzoekers visie minder waarde moest worden gehecht. Onder die omstandigheden had het voor de hand gelegen om in ieder geval te pogen getuigen te (doen) horen, aangezien zij bij het gebeuren in kwestie betrokken waren geweest. Een en ander was in strijd met het vereiste van actieve informatieverwerving.

Overige klachtonderdelen:

- dreigementen uiten;

- doorsturen van klacht naar hoofdofficier van justitie.

Instantie: Regiopolitie Gooi en Vechtstreek

Klacht:

Verzoeker aangehouden en in verzekering gesteld terwijl bekend was dat verzoeker kort daarvoor was geopereerd; .

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Regiopolitie Gooi en Vechtstreek

Klacht:

Gedreigt verzoekers schoondochter naar eigen land terug te sturen;.

Oordeel:

Geen oordeel

Instantie: Regiopolitie Gooi en Vechtstreek

Klacht:

Klacht verzoeker doorgestuurd naar de officier van justitie te Amsterdam.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Officier van justitie Amsterdam

Klacht:

Klacht afgedaan zonder serieus onderzoek te doen naar de bedreigingen die door de politie zijn gedaan: alleen informatie vergaard bij politieambtenaren en verzoekers familieleden niet gehoord;.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Officier van justitie Amsterdam

Klacht:

Bevel gegeven tot verzoekers aanhouding .

Oordeel:

Niet gegrond