Verzoekers waren tussenbeide gekomen toen hun dochter op straat een handgemeen had met een buurvrouw. De politie nam een aangifte van de buurvrouw op; van de dochter werd , toen zij op het bureau kwam, geen aangifte opgenomen omdat het een zaak voor de wijkagent zou zijn. Verzoekers hoorden niets meer over de zaak tot zij en hun dochter maanden later om zes uur 's ochtends thuis werden aangehouden. Ze werden ingesloten, verhoord en rond twaalf uur in vrijheid gesteld. Naderhand werd de zaak geseponeerd.
De Nationale ombudsman vond het niet onjuist dat de officier van justitie aanhouding had bevolen, nu daaraan de clausule was verbonden dat verzoekers eerst op het bureau moesten worden ontboden. De Nationale ombudsman oordeelde dat het vereiste van evenredigheid was geschonden doordat de politie verzoekers toch onverwacht thuis had aangehouden. Hoewel gebruikelijk is dat terugkoppeling plaatsvindt over de uitvoering door de politie van bevelen van het Openbaar Ministerie als deze, leek dit in het concrete geval niet te zijn gebeurd. De Nationale ombudsman vond het niet aanspreken van de politie door het Openbaar Ministerie in strijd met het vereiste van professionaliteit.
Verder hadden verzoekers klachten over de communicatie met de wijkagent. De Nationale ombudsman kon niet vaststellen of er sprake was (niet nagekomen) toezeggingen dat de wijkagent contact zou opnemen. Van vooringenomenheid was volgens de Nationale ombudsman geen sprake.
Tevens: klachten over de klachtbehandeling door de politie.
In een slotbeschouwing is de Nationale ombudsman positief over de aanpak die de wijkagent voor ogen stond: een bemiddelingsgesprek met de buurvrouw en verzoekers en hun dochter. Toen dat niet te realiseren bleek, is de zaak door de recherche overgenomen en kreeg de kwestie voor elk van de twee "partijen" een heel verschillende afloop waarvoor geen overtuigende rechtvaardiging bestaat.