1998/194

Rapport
Op 27 november 1996 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer K. te Oegstgeest met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Hollands Midden en over een gedraging van de beheerder van dit regionale politiekorps. De gedraging van het regionale politiekorps Hollands Midden wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Hollands Midden (de burgemeester van Leiden). Naar deze gedragingen werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker klaagt erover dat ambtenaren van het regionale politiekorps Hollands Midden, tot aan het tijdstip waarop hij zich tot de Nationale ombudsman wendde, telkens zijn ingegaan op volgens hem onterechte klachten van enkele omwonenden, en hem dientengevolge onnodig vaak hebben bezocht, hetgeen hij als zeer hinderlijk heeft ervaren. In verband hiermee klaagt verzoeker over de wijze van afdoening van zijn klacht door de beheerder van het regionale politiekorps Hollands Midden. In het bijzonder klaagt hij erover dat de korpsbeheerder tot de conclusie kwam dat zijn klacht van 12 september 1996 niet ontvankelijk was, omdat die onvoldoende concreet was en derhalve niet voldeed aan de in de klachtenregeling vastgelegde eisen.

Achtergrond

1. In artikel 1, eerste lid, van de Klachtenregeling van het regionale politiekorps Hollands Midden (de Klachtenregeling) is onder meer het volgende bepaald:"Voor de toepassing van deze klachtenregeling wordt verstaan onder:a. een klacht: de mondelinge c.q. schriftelijke blijk van onvrede of kritiek met betrekking tot naar tijd en plaats geconcretiseerde handelen of nalaten van n of meer tot de Politie Hollands Midden behorende ambtenaren."2. In artikel 3 van de Klachtenregeling is onder meer het volgende bepaald:

"De klacht bevat de volgende gegevens:(...)2. Zo duidelijk mogelijke omschrijving van de gedraging waarop de klacht betrekking heeft en de reden waarom de klager zijn beklag doet."3. In artikel 10 van de Klachtenregeling is het volgende bepaald:"De korpsbeheerder kan de klacht niet-ontvankelijk verklaren in het geval dat de klacht:a. niet de gegevens bevat zoals vermeld in artikel 3; (...) c. meer dan een jaar nadat de reden tot de klacht is ontstaan of bekend is geworden aan de klacht wordt ingediend;"

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Hollands Midden verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tijdens het onderzoek kregen de korpsbeheerder en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Verzoeker en de beheerder van het regionale politiekorps Hollands Midden deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:. De feiten1. Twee buurtbewoners van verzoeker klaagden sinds 1985 bij de politie en bij de gemeente Oegstgeest over door verzoeker veroorzaakte overlast.2. Bij brief van 19 maart 1987 deelde het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest het volgende mee aan verzoeker:"Hierbij delen wij u mee dat omwonenden overlast ondervinden door

werkzaamheden in de garage bij de woning Y, onder meer bestaande uit:- het met open garagedeuren luidruchtig verrichten van reparaties aan eigen auto en aan auto's van derden, welke werkzaamheden vaak worden begeleid door keiharde radiomuziek; - overlast van proefritten met hoge snelheid (achteruit en vooruit) door de buurt en van remproeven; - regelmatig starten van de motor, stationair draaien en ronkend gas geven; - blauwe benzinedampen in de laan. Wij wijzen u erop dat het op grond van de artikelen 14, 15 en 16 van de Verordening geluidhinder verboden is:(...) - zich met een motorvoertuig (...) met in werking zijnde motor zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidshinder wordt veroorzaakt; - met (...), doe-het-zelfapparatuur, (...) of anderszins handelingen te verrichten waardoor een voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidshinder wordt veroorzaakt (...) Wij verzoeken u de geluidsoverlast voor omwonenden te voorkomen (...) zodat wij niet genoodzaakt zijn tot het nemen van strafmaatregelen. Wij rekenen op uw medewerking. Een afschrift van deze brief hebben wij gezonden aan de klagers en aan de rijkspolitie te Oegstgeest."3. Bij brief van 23 november 1995 deelde verzoekers (toenmalige) advocaat, B., het volgende mee aan de districtschef Duin- en Bollenstreek Zuid van het regionale politiekorps Hollands Midden:"...Tot mij wendde zich de heer K. (verzoeker; No.), wonende Y te Oegstgeest. Cli nt vertelde mij dat hij zeer vaak controles en ongewilde contacten heeft gehad met surveillanten en politiefunctionarissen. Een oorzaak van deze veelvuldige contacten zou gelegen zijn in een groot aantal klachten van de familie J. (...) en de familie O. (...) die bij uw dienst zijn gedeponeerd. Genoemde panden zijn gesitueerd aan de overzijde van de straat, gelegen achter de woning van cli nt. Naar ik heb vernomen, is het optreden van de politie niet altijd even zakelijk geweest.

Cli nt voelt zich door het aantal optredens, en mede door de aard van de geplaatste opmerkingen, in toenemende mate bezwaard. Op grond van het bovenstaande verzoek ik U mij inzicht te willen verschaffen omtrent de aard en het aantal van de door uw dienst genoteerde bezoeken. Tevens verzoek ik U om toezending van een overzicht van de mutatierapporten terzake over een periode van de afgelopen anderhalf jaar, alsmede van de mutaties. Eveneens zal ik gaarne in kennis worden gesteld van de klachten, welke geleid hebben tot opgemelde bezoeken aan cli nt..."4. Op 24 januari 1996 bezocht verzoeker met zijn advocaat, daartoe uitgenodigd door de politie, het politiebureau te Katwijk. Zij spraken daar met politieambtenaar Ko. en kregen inzage in de terzake opgemaakte processen-verbaal en mutatierapporten. Van het bezoek is door de politie op 24 januari 1996 een rapport opgemaakt. Daarin staat onder meer het volgende vermeld:"Op deze meldingen (van overlast; No.) is door de politie gereageerd door in overleg met de districts milieuadviseur de situatie in ogenschouw te nemen. De overlast meldingen waren niet zodanig dat tot daadwerkelijk optreden werd overgegaan. De vraag die gedurende het proces naar voren kwam of dhr. K. al dan niet bedrijfsmatig sleutelde aan auto's. Vanaf die tijd is de aandacht op dat onderwerp gericht. De districts milieuadviseur heeft overleg gehad met de gemeente Oegstgeest. De politie heeft getracht informatie te verzamelen waarmee aangetoond kon worden dat K. bedrijfsmatig aan het werk was. De informatie van de gemeente Oegstgeest moest verzameld worden. Om met succes een onderzoek te starten was een vooronderzoek noodzakelijk. De medewerkers van de surveillancedienst kregen in april 1995 het verzoek om gericht in de wijk te kijken naar aanwijzingen. (...) er heeft intensief overleg plaats gevonden met de gemeente Oegstgeest. Op 2 augustus is een getuige gehoord. Met buurtbewoners zijn afspraken gemaakt om relevante informatie door te spelen. Eind september / begin oktober 1995 was er genoeg informatie verzameld om met succes een proces- verbaal op te maken. Het MilieuERVvaringsOPleidingsteam heeft de zaak op voordracht van de districts milieu adviseur opgepakt voor het daadwerkelijke onderzoek. (...) Hij (verzoekers advocaat; No.) is van mening als er stelselmatig vanuit diverse invalshoeken geklaagd wordt en er geen zicht is op de regie die daarop wordt gevoerd, de kans groot is dat de

politie de zaken niet meer objectief zal beoordelen. Dat is ook wat zijn cli nt ervaart. Met de klager vastgesteld dat een dergelijk regie moeilijk is vast te stellen. Wat de politie wel kan doen is het bewaken en het zich bewust zijn van haar objectiviteit en machtspositie in dergelijke zaken. Met de klager afgesproken dat ik deze situatie zal bespreken (op 6 februari 1996; No.) met de groepschef (...) zodat deze vanuit zijn positie, gewapend met deze informatie, in de toekomst kan toetsen. (...) Met de klager afgesproken dat hiermede zijn klacht is afgehandeld, hij behoudt zich het recht voor om een nadere klacht in te dienen over specifieke zaken die in het traject hebben plaats gevonden."5. Op 22 februari 1996 maakte de politie een proces-verbaal op, waarin onder meer het volgende staat vermeld:"Vermoedelijke overtreding van artikel:artikel 8.1 lid 1 onder a en c van de Wet milieubeheer, in verband met bijlage I, categorie 13.1 onder a sub 3 van het Inrichtingen – en vergunningenbesluit milieubeheer, een economisch delict als bedoeld in, artikel 1a onder 1 van de Wet economische delicten, artikel 13 van de Wet Bodembescherming. (...) Trefwoord; GEEN VERGUNNING (...) AANLEIDING Op woensdag 1 november 1995, kreeg ik, (...)verbalisant, van de milieuadviseur van politie Hollands Midden, district Duin –en Bollenstreek Noord, F. het verzoek tot een onderzoek naar een mogelijk illegale autoherstelinrichting welke zou zijn gevestigd in een garage behorende bij een woonhuis. De garage was gevestigd aan de X te Oegstgeest. De garage behoorde bij perceel Y te Oegstgeest. (...)

CONCLUSIE Gelet op:de getuigenverklaringen van de omwonenden, de getuigenverklaringen van de tenaamgestelden, het feit dat K. ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel en de waarneming van de collega's (...)van de situatie op de Y te Oegstgeest, bleek dat niet werd voldaan aan het gestelde in de Wet milieubeheer.(...) Verder gezien (...) kan gesteld worden dat niet werd voldaan aan het gestelde in artikel 13 van de Wet Bodembescherming. Er bestaat de mogelijkheid dat de bodem kan worden aangetast dan wel verontreinigd. Er zijn ook geen maatregelen getroffen om (dit; No.) te voorkomen. MILIEUSCHADE/ECONOMISCH VOORDEEL Daar verdachte geen vergunning heeft voor zijn inrichting dan wel geen melding heeft gedaan bij de gemeente Oegstgeest van zijn inrichting ontloopt hij de investeringen welke hij volgens de Milieuvoorschriften behorende, bij een autoherstelinrichting anders gedaan zou moeten hebben. Het economisch voordeel dat K. hierdoor heeft is door ons niet te bepalen."5.1. Als bijlagen bij het proces-verbaal van 22 februari 1996 was er onder meer een aantal andere processen–verbaal gevoegd. 5.1.1. In een proces-verbaal van bevindingen van 9 januari 1996 staat onder meer het volgende vermeld:"Op 20 maart 1995, werd ik (politieambtenaar R.; N.o.) telefonisch benaderd door de heer M. van de afdeling milieu van de gemeente Oegstgeest. Hij verklaarde mij kort en zakelijk weergegeven het volgende:(...) Bij de gemeente Oegstgeest zijn er geruime tijd klachten binnen gekomen van buurtbewoners die hinder/overlast ondervinden van de werkzaamheden die in deze garage worden verricht. De werkzaamheden zouden bestaan uit het sleutelen aan auto's, waardoor stankhinder en geluidshinder wordt ondervonden. Het vermoeden bestaat dat deze werkzaamheden geregeld plaatsvinden, zowel overdag als ook 's-avonds. Er is mogelijk sprake van een bedrijfsmatig karakter. Bestuurlijk optreden:

Alvorens de gemeente Oegstgeest bestuurlijk zal gaan optreden, verzocht de heer M. mij om een stafrechtelijk onderzoek in te stellen naar de "illegale activiteiten", welke vermoedelijk plaats vinden op de genoemde locatie (garage van de familie van verzoeker; N.o.). Zodra er met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is vastgesteld dat er daadwerkelijk handelingen worden verricht in strijd met de milieuregelgeving, zal er naast het strafrechtelijk optreden, bestuurlijk opgetreden gaan worden. Vermoedelijke strafbare feiten:Gelet op bovenstaande informatie, heb ik verbalisant het vermoeden dat er sprake is van overtreding van de milieu-regelgeving. Er zou mogelijk sprake kunnen zijn van het oprichten van een inrichting zonder vergunning, te weten een autoherstelinrichting. Overleg met het openbaar ministerie:Vervolgens heb ik telefonisch overleg gevoerd met de parketsecretaris van de afdeling BZU /milieu van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, waarop werd besloten de zaak strafrechtelijk te onderzoeken." 5.1.2. In een proces-verbaal van verhoor van 2 november 1995 is als verklaring van de heer J. onder meer het volgende opgenomen:"Ik wens een klacht in te dienen ten aanzien van het 'sleutelgedrag' van een buurtgenoot. Tegenover mijn woning zijn enkele garages. In de tweede garage, van links gezien, wordt naar mijn mening een garagebedrijf uitgeoefend. Dit gebeurt door K. (...) Door deze werkzaamheden ondervind ik grote overlast. Deze overlast is er al jaren. Ik ben in 1983 in mijn woning komen wonen. Sinds 1984 wordt de door mij bedoelde garage gebruikt als garagebedrijf. Dat is kennelijk begonnen als hobby. In het begin was hij aan het sleutelen aan zijn eigen auto en een enkele maal aan een andere auto. Later volgden er vele andere voertuigen. (...) Het eerste kontakt dat ik met K. had was toen hij een teerton in brand stak. Dat was waarschijnlijk in 1984. Ik heb vele malen bij verschillende instanties geklaagd, zoals bij de gemeente, ondermeer de burgemeester van Oegstgeest, en de politie. Deze klachten zijn afgedaan met de opmerking 'Hobby'. (...) Hij is nog zeer regelmatig aan het sleutelen. (...) Ik kan u ook nog zeggen dat deze werkzaamheden nog steeds overlast veroorzaken." 5.1.3. In een proces-verbaal van verhoor van 6 december 1995 is als verklaring van de heer J. onder meer het volgende opgenomen:

"Vanaf november 1994 tot en met juni 1995 heb ik een lijst met kentekens van personenauto's welke in de garage gerepareerd werden opgeschreven en afgegeven aan Dhr. M. Deze meneer is een medewerker van de gemeente Oegstgeest, afdeling milieu. (...) Vanaf juni 1995 tot heden gaan de reparaties nog steeds door en heb ik voor zover mogelijk de kentekens van de personenauto's genoteerd. Dit betreffen (op veertig verschillende data genoteerde kentekens van auto's waaraan diverse keren 'gesleuteld' en gerepareerd werd; No.) (...). De overlast waarvan ik spreek bestaat uit het veelvuldig gas geven en langdurig stationair laten draaien van de motor. Veelvuldig reparatiegeluiden en het met hoge snelheid in de buurt rond rijden. 5.1.4. In het proces-verbaal van verhoor van 14 december 1995 is als verklaring van mevrouw G., buurvrouw van verzoeker, onder meer het volgende opgenomen:"In deze straat direct naast mijn woning staat een garage. Deze garage is de eigendom van de familie K. Deze garage grenst aan hun tuin. Wij wonen al ongeveer drie en een half jaar in de X. Sinds de tijd dat wij daar wonen sleutelt K. daar in die garage. De overlast voor mij is in hoofdzaak in de zomer. De overlast bestaat in hoofdzaak aan het sleutelen aan verschillende auto's. K. sleutelt dan voor de garage. Tevens laat hij auto's stationair draaien, waardoor hij dan veel geluidsoverlast en stank veroorzaakt."6. Bij brief van 12 september 1996 aan het regionale politiekorps Hollands Midden deelde verzoekers (toenmalige) advocaat het volgende mee:"Ten vervolge op onze eerdere contacten bericht ik U namens cli nt dat deze persisteert in zijn klacht terzake het optreden van de politie bij onderscheidene gebeurtenissen. (...) Cli nt is van oordeel dat het aantal contacten met politiefunctionarissen aanmerkelijk groter is geweest, dan uit de inzage van de mutaties (zie hiervoor, onder 4. en hierna, onder C.2.; No.) is gebleken. (...) Ook is cli nt van oordeel dat de zeer veelvuldige klachten van de heer J. door de politie is opgepakt op een wijze die eigenlijk niet meer redelijk is te nomen. Het mag natuurlijk niet zo zijn, dat de ernst van de klachten wordt afgemeten aan de frequentie van de meldingen door een en dezelfde klager. In deze kwestie is het gebleken dat een enkele burger

excessief vaak telefonisch klaagde. Het is mij inmiddels ook gebleken dat deze klager anderen ertoe tracht te bewegen soortgelijke klachten veelvuldig in te dienen. (...) Voor het overige verwijs ik in deze naar de kern van de zaak, die naar mijn oordeel terug te voeren valt op een oude burenkwestie, waarbij de heer J. door de jaren heen van een onverzoenlijkheid heeft blijk gegeven (...). Ik breng in herinnering dat in het verleden een tweetal achterburen van cli nt, te weten de heren O. en J., gezamenlijk duurzaam actie namen tegen cli nt en zijn ouderlijk gezin. Bij een gelegenheid heeft de heer O. de moeder van cli nt aangevallen in het portiek van haar woning en haar onverhoeds een slag op het hoofd gegeven. Justitie heeft destijds gemeend niet tot vervolging over te moeten daar het een burenkwestie betrof. Besloten werd dat O. een berisping kreeg en dat hij zijn excuses diende aan te bieden. O. heeft, naar mij bekend, nimmer zijn excuses aangeboden. O. en J. maakten destijds in de buurt bekend dat zij over zeer goede contacten beschikten bij justitie. (...) Ik ben van oordeel dat de aard van de klachten over cli nt, mede in aanmerking nemende de voorgeschiedenis, een terughoudender bejegening van de politiefunctionarissen tegen cli nt rechtvaardigt. Ik verzoek U met bovenstaande feiten en omstandigheden rekening te willen houden bij de beoordeling van de onderhavige klacht."6.1. De advocaat van verzoeker voegde een aan hem gerichte brief van 21 maart 1996 van verzoeker bij zijn brief van 12 september 1996 aan de politie. In deze brief staat onder meer het volgende vermeld:"Met deze brief licht ik u in over het optreden van de politie in de afgelopen tien jaar, in het bijzonder de laatste twee daarvan. De politie is in opdracht van de bij u bekende klagende overburen van de garage aan de X in Oegstgeest de afgelopen tien jaar zo vaak geweest dat ik de tel ben kwijt geraakt en daarmee ook het overzicht. Zij heeft altijd verklaard te zijn gekomen in verband met klachten uit de buurt. Wij hebben dit altijd als zeer storend ervaren. Voortdurend kwam de politie zomaar ons terrein opgelopen en

zonder aankondiging verschafte zij zich toegang tot onze garage als er een deur op een kier stond. De laatste twee jaren (...) plaatsen (zij; No.) ook insinuerende opmerkingen en stellen vragen zoals "Wat zijn dat voor auto's?", "Zijn die auto's van jou?", "Weet je wel zeker dat die auto van jou is?", (...), "Waar betaal je dit van?" (...) "Je weet toch dat je hier geen garage bedrijf mag uitvoeren?", "Weet je zeker dat je voor je plezier sleutelt, je verdient er soms toch niet mee?" (...) Ik weet (...) zeker dat de afgelopen twee jaar de politie veel vaker is langs geweest dan het aantal mutatie- rapporten, die we gezamenlijk hebben gezien, aangeeft. (...) We beschouwen dit alles als 'lastig gevallen worden' door de politie en verregaande inbreuk op onze privacy. (...) In het verleden hebben wij hierover al enige malen ons beklag gedaan op het politiebureau maar altijd was het antwoord van politiezijde; "Als we gebeld worden dan moeten we komen". Dit klagen hielp dus blijkbaar niet, dat is de reden dat we het allemaal maar over ons heen hebben laten komen."6.2. Voorts voegde de advocaat bij zijn brief van 12 september 1996 aan de politie een brief van 19 april 1996 van hem aan verzoeker bij. In deze brief staat onder meer het volgende vermeld:"Op 25 februari 1996 deelde de heer D. mij telefonisch mee dat het onderzoek was afgerond, en dat het proces-verbaal was ingezonden naar het parket van de Officier van Justitie (...) Het aantal mutaties is gering vergeleken bij het aanzienlijke aantal malen dat U geconfronteerd werd met politiefunctionarissen. Bij de inzage (op 24 januari 1996; No.) werd door de Chef Districtrecherche Ko. verteld dat het aantal surveillances wel groter kon zijn, aangezien niet van iedere surveillance een mutatieverslag wordt gemaakt."7. Bij brief van 25 oktober 1996 deelde de korpsbeheerder aan verzoekers (toenmalige) advocaat het volgende mee:"...Op 23 november 1995 zond U een brief aan de chef van het district Duin- en Bollenstreek Zuid, waarin U verzocht inzicht te verschaffen omtrent de aard en het aantal van de door de politie genoteerde bezoeken aan Uw cli nt. (...)

Op 24 januari 1996 heeft u samen met Uw cli nt kennis kunnen nemen hetgeen er over Uw cli nt is geregistreerd. Op 12 september 1996 zond U een schrijven (...) met daarbij gevoegd een schrijven van uw cli nt. Door de heer Ko. van eerder genoemd district is aangeboden om mondeling nader overleg te voeren over de kwestie. Middels Uw schrijven dd. 10 oktober 1996 (...) heeft U aangegeven daar geen gebruik van te willen maken. U heeft aangegeven schriftelijk ge nformeerd te willen worden. Artikel 1 van de Klachtenregeling van ons korps geeft aan, dat een klacht de mondelinge c.q. schriftelijke blijk van onvrede of kritiek met betrekking tot naar tijd en plaats geconcretiseerd handelen of nalaten van n of meer tot de Politie Hollands Midden behorende ambtenaren is. Artikel 3 van de klachtenregeling Politie Hollands Midden luidt onder meer:"De klacht bevat de volgende gegevens:2. zo duidelijk mogelijke omschrijving van de gedraging waarop de klacht betrekking heeft en de reden waarom de klager zijn beklag doet." Het derde lid van artikel 10 onder c van meer genoemde klachtenregeling luidt:"De korpsbeheerder kan een klacht niet-ontvankelijk verklaren in geval dat de klacht:c. meer dan een jaar nadat de reden tot klagen is ontstaan of bekend is geworden aan de klager wordt ingediend." (...) Uit Uw schrijven en dat van Uw cli nt blijkt, dat Uw cli nt het optreden van de politie als onprettig ervaart, doch uit niets blijkt mij een geconcretiseerd handelen of nalaten naar tijd en plaats. In de afgelopen jaren is er optreden van de politie geweest naar aanleiding van klachten van buurtbewoners dan wel waren dit controles op basis van de (milieu)wetgeving. Met de groepschef van Oegstgeest/Rijnsburg is op 6 februari 1996 de rol van de politie in deze kwestie besproken, zoals deze aan de orde is geweest in Uw gesprek op 24 januari j.l. met de heer Ko. Uit bovenstaande moge U blijken, dat Uw schrijven niet een klacht bevat overeenkomstig de klachtenregeling Politie Hollands Midden

(zie

Achtergrond

, onder 1.; No.). Mochten zich (nieuwe) feiten voordoen met betrekking tot een handelen dan wel nalaten van een politieambtenaar als hierboven aangegeven, dat reden geeft tot klagen, dan verneem ik dit van U. Ik beschouw Uw schrijven hiermede als afgedaan..."8. Verzoeker wendde zich vervolgens per brief van 22 november 1996 tot de Nationale ombudsman.9. Op 14 maart 1997 werd de strafzaak tegen verzoeker geseponeerd wegens gebrek aan wettig bewijs.. Het standpunt van verzoeker Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder

Klacht

en komt naar voren onder A.6.. Het standpunt van de korpsbeheerder1. In zijn brief van 3 maart 1997 deelde de korpsbeheerder als zijn reactie op de klacht van verzoeker het volgende mee:"...De eerste contacten over het politieoptreden contra klager resulteerden in een inzage in de politieregisters, nadat aanvankelijk het ingezonden schrijven van de heer B. van 23 november 1995, namens de heer K., als klacht in onderzoek was genomen. Nadat de heer K. inzage had gehad werd wederom een schrijven ontvangen van de heer B. (zie hiervoor, onder A.6.; No.). Hierop volgden telefonische contacten tussen de heer Ko. werkzaam bij het betreffende district en de heer B., waarbij voorgesteld werd om in gezelschap van de klachtenco rdinator mondeling op de procedure en de problemen in te gaan. Bij brief van de heer B. dd. 10 oktober 1996 (...) liet hij weten hiervan af te zien. Hierop werd namens mij aan de heer B. bij brief van 25 oktober 1996 bericht, dat op grond van de klachtenregeling Politie Hollands Midden zijn schrijven niet als klacht in behandeling kon worden genomen. Wel werd de problematiek met betrekking tot het politieoptreden met de groepschef van Oegstgeest/Rijnsburg besproken. (...) Ik acht de gevolgde procedure juist. Ik betreur het, dat het persoonlijke gesprek tussen de heer B. en

K. enerzijds en de heer Ko. en P. anderzijds niet heeft plaats gevonden..."2. De korpsbeheerder voegde bij zijn reactie van 3 maart 1997 enkele mutatierapporten, waaronder die van meldingen van overlast.2.1. In een mutatierapport van 27 september 1994 staat het volgende vermeld:"Kwam aan het bureau een wat overstuure heer O. Zijn vrouw was voor de zoveelste keer lastig gevallen, cq. beledigd door ene K. (...) Deze K. werkt vaak op de Y of op de X aan Italiaanse auto's die hij invoert en zelf opknapt. De klager laat deze jongen geheel links liggen echter K. maakt wel altijd opmerkingen naar hem toe. Nu had hij een roggelend geluid gemaakt naar zijn vrouw en zij dacht dat hij ook gespuugd had naar haar. Dit bleek dus niet zo te zijn maar er is wel altijd iets vervelend met dit jong aan de hand. Nu wilde hij aangifte doen van belediging maar ik heb hem uitgelegd dat dit niet kan, simpelweg omdat spugen niet genoeg is voor belediging. (...) Volgens de klager zijn hij en zijn vrouw niet de enige die met deze jongen van ong. 25 jaar oud overhoop liggen. Ook de buren van K. hebben overlast van hem. Ook wilde hij klagen over al die auto's die her en der van hem in de buurt staan. Zo zou er ook een auto te koop van hem staan op de hoek (...). Ik heb R. gebeld en deze vroeg een aparte mut. van de auto's op te maken. Verder is het misschien een zaak voor (...) L.?"2.2. In een tweede mutatierapport van 27 september 1994 staat het volgende vermeld:"Melding van de heer O. dat hij overlast ondervindt van allerlei Italiaanse auto's die gemaakt en vermaakt worden door ene K. Deze overlast bestaat uit het overal stallen van deze wagens en de straat vervuilen. Hij vroeg of dit allemaal maar mocht. Hem uitgelegd dat dit zomaar mag. Hij wilde dat (...) de politie er wel wat aan ging doen. De O.C. (operationeel commandant; No.) hiervan op de hoogte gebracht en gevraagd of er eens een auto kan kijken in de buurt (...) om te zien in hoeverre er overlast van buitenlandse auto's en wrakken is. Tevens zou er een buitenlandse auto te koop aangeboden worden op de hoek."2.3. In een mutatierapport van 10 oktober 1994 staat het volgende vermeld:

"Van bovengenoemde auto (van verzoekers vader; No.) was vandaag tussen 09.30 uur en 12.30 uur de motorkap beschadigd. Een aangifte (gedaan door verzoekers vader; No.) is opgenomen."2.4. In een mutatierapport van 15 oktober 1994 is het volgende vermeld:"Wordt geklaagd (door de heer O.; No.) over dhr K. is op dit moment aan het sleutelen; is regelmatig overlast van (...). (...) Ter plaatse afgedaan."2.5. In een tweede mutatierapport van 15 oktober 1994 staat het volgende vermeld:"Wordt gemeld dat men overlast ondervindt van be. die aan zijn auto sleutelt. T.p. blijkt dat be. een band had gewisseld voor zijn voertuig. In de straat bleek wel een aanhangwagen van be. te staan met auto onderdelen. Met be. afgesproken dat die wordt verwijderd. Zaak verder zo gelaten omdat ons niet bleek van overlast."2.6. In een mutatierapport van 17 oktober 1994 is het volgende vermeld:"Was de burgemeester ter ore gekomen dat er pas na 8 november, in samenwerking met de politie, wat aan de "milieuzaak K." gedaan zou worden. Zijn verzoek was of dit niet wat eerder kon. (...) het probleem:Ter hoogte van perceel Y zou regelmatig gesleuteld worden aan auto's. Dit zorgt voor de nodige rotzooi op straat. Ook zouden de auto's tijdens het sleutelen regelmatig op het trottoir geparkeerd staan. De buiten-achterzijde van de garage zou gebruikt worden voor opslag van auto-onderdelen. Dit is zichtbaar vanaf de woningen op de X. Mogelijk zou er gehandeld worden want men heeft gezien dat er geld werd overgedragen aan K. Het sleutelen zou dan een commerci le bezigheid zijn. Ook staat er voor genoemd perceel een Alfa met daaronder een bakje om de olie op te vangen. Rijklaar of sleutelauto? Het sleutelen aan auto's wordt gedaan door K. en mag daarvoor vermoedelijk de garage van zijn ouders gebruiken. K. woont sinds (...) in Leiden. De in deze mutatie ingevoerde kentekens zijn van auto's die al

eens bij genoemd pand zijn gesignaleerd cq gerepareerd. (...) Kontakt gelegd met milieuco rdinator R. Probleem was bekend bij hem en heeft kontakt opgenomen met de milieuman van de gemeente Oegstgeest, M. Afgesproken is dat M. deze week een milieucontrole uitvoert, zonder assistentie van de politie, bij perceel Y. Worden er dan ernstige delicten geconstateerd dan wordt direkt de politie ter plaatse geroepen. Zo niet, dan vindt er op 8 november een hercontrole plaats."2.7. In een mutatierapport van 17 oktober 1994, opgemaakt op 2 maart 1995, staat het volgende vermeld:"De gemeente heeft in december met bestuursdwang gedreigd inzake een autowrak dat dhr. K. had staan op de Y. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in de verwijdering door K. zelf van het autowrak EN hij heeft zijn "auto-sleutel-activiteiten" verplaatst richting garageboxen aan de (...). Het probleem is deels opgelost en deels verschoven. In ieder geval zal ook Mi. af en toe een kijkje nemen op zijn nieuwe locatie."2.8. In een mutatierapport van 21 maart 1995 staat het volgende vermeld:"Hebben wij mede op verzoek van de DMA uitgekeken naar auto's waar eventueel aan gesleuteld zou worden. In de direkte omgeving van Y diverse kentekens genoteerd. Het zou vooral om Maserati's gaan. Van dit merk geen auto aangetroffen. Van de eventuele andere auto's bleek er geen tot de voorraad van K. te behoren. Wel een auto aangetroffen voorzien van Italiaans kenteken. Betrof een Renault. Het verder hierbij gehouden."2.9. In een mutatierapport van 12 augustus 1995 staat het volgende vermeld:"Op verzoek naar bovenstaande lokatie gegaan ivm de werkzaamheden van Be. (betrokkene; No.) Tp troffen rapp's voor de oprit van (...) een rode Massarati aan. Deze had geen kentekenplaten en was aan de voorzijde gedeeltelijk gedemonteerd. Aan gereedschap een doek en een sloopbeitel aangetroffen. Be stond met twee personen te praten op het moment dat Rapp's tp

kwamen. Be verklaarde dat hij de auto uit Duitsland had ge mporteerd. In overleg met R. zal PV bev. worden opgemaakt."2.10. In een mutatierapport van 12 augustus 1995, opgemaakt op 14 augustus 1995, staat het volgende vermeld:"De melder kwam nog even aan het buro voor wat info mbt de afhandeling. Met R. heeft hij de afspraak dat als er weer gesleuteld wordt, de melder ons weer belt, zodat wij het feit kunnen bevestigen. In de 1e mutatie stond de naam van verdachte fout, hetgeen problemen met het zoeken gaf. Dit aangepast."2.11. In een mutatierapport van 15 augustus 1995 staat het volgende vermeld:"Kwam bovengenoemde (J.; No.) aan het bureau met het volgende. Hij heeft de eer om tegenover de garage van de fam. K. te mogen wonen. K. was gisteren maandag 14 aug. vanaf 15.00 uur tot 23.00 uur aan het sleutelen aan een Masarati (...). Dezelfde dag kwam er een trailer van bergingsbedrijf Z. (...) de straat in met op de trailer een Masarati (...). Schijnbaar was er geen plek in de straat, want de trailer reed met Masarati weg. Auto zal mogelijk terug komen voor onderhoud. Met R. was al eens een heel gesprek gevoerd. Naar aanleiding van dit gesprek zou hij voor info. voor ons zorgen."2.12. In een tweede mutatierapport van 15 augustus 1995 staat het volgende vermeld:"GARAGE K. Reden wij door de Y en zagen wij dat K. bezig was in de garage. Hij was bezig met een rode Masarati (...) Hij deelde mede dat hij het een beetje zat werd dat er steeds politie langs kwam. Zijn advocaat is ook al met deze zaak bezig. Het liefst zou hij proces-verbaal krijgen om te weten waar hij aan toe is. De gemeente was ook al een paar keer langs geweest en die konden er niets mee. (...) Hem in ieder geval medegedeeld dat hobbymatig ook vergunning verplicht is. Dat wist hij niet en kennelijk de gemeente ook niet. Hem medegedeeld dat eea uitgezocht wordt. Over de masarati's deelde hij mede dat hij er een had staan in zijn opslag op het terrein van P. aan de (...) en verder nog in Den Haag. Hij laat alle auto's op zijn naam zetten en slaat deze

op. Rond kerst heeft hij een bedrijfje aan de (...) in Leiderdorp."2.13. In een derde mutatierapport van 15 augustus 1995, gemuteerd op 12 september 1995, staat het volgende vermeld:"Belde de heer J. op verzoek van de heer R. (u weet wel de DMA) dat hij wederom overlast had van de heer K. Hij wilde deze info alleen doorgeven."2.14. In een vierde mutatierapport van 15 augustus 1995, gemuteerd op 15 september 1995, staat het volgende vermeld:"Kwam meneer J. aan bureau Oegstgeest met de mededeling dat hij wederom overlast had van garage K. De overlast bestond uit harde muziek, het constant gassen met auto's, enz. J. vertelde dat hem gezegd is bij overlast melding te doen bij de politie, bij deze dus. Verder had hij a.s. maandag 19/9 een afspraak met collega R. over deze zaak."2.15. In een vijfde mutatierapport van 15 augustus 1995, gemuteerd op 22 januari 1996, staat het volgende vermeld:"In samenwerking met de gemeente de garage van K. bezocht om de situatie op foto vast te leggen. K. was daarbij aanwezig. In de garage een compressor met spuitkop aangetroffen en nog wat handgereedschap. In de tuin stond een kratje met geopende olieverpakkingen alsmede een 40 liter vat wat gedeeltelijk gevuld was met koelvloeistof. Hem verder de gang van zaken uitgelegd."2.16. In een mutatierapport van 16 november 1995 staat onder meer het volgende vermeld:"Gisterenavond had J. naar Ka. gebeld en daar L. gesproken, omdat K. weer aan het sleutelen was hetgeen overlast veroorzaakte. L. heeft hem doorverwezen naar R. die de zaak behandelt. Vandaag kwam J. op Oegstgeest voor een gesprek met R., maar die blijkt ziek te zijn.".3. Voorts was bij de reactie van de korpsbeheerder van 3 maart 1997 een schrijven van 28 februari 1996 van de districtschef Duin- en Bollenstreek Zuid aan de burgemeester van Oegstgeest gevoegd.

Hierin staat onder meer het volgende vermeld:"Na overleg met de klachtenco rdinator Hollands Midden is gebleken dat er in formele zin niet gesproken kan worden van een klacht. Het dossier zal dan ook niet als een klachtendossier gearchiveerd worden. De aanvankelijke inschatting dat het hier een klacht zou betreffen is een verkeerde geweest, kijkend naar artikel 1 van de klachtenprocedure. De heer K. heeft geen melding gemaakt van een "naar tijd en plaats geconcretiseerd handelen of nalaten van n of meer tot de Politie Hollands Midden behorende ambtenaren". Met betrekking tot het verstrekken van informatie is het verzoek tot volle tevredenheid van de heer K. ingewilligd."4. In een brief van 10 april 1997 deelde de korpsbeheerder, daarnaar gevraagd door een medewerker van de het Bureau Nationale ombudsman, mee, dat op 6 februari 1996 een gesprek had plaats gevonden tussen politieambtenaar Ko. en de groepschef van de eenheid Rijnsburg/Oegstgeest. Van dat gesprek was geen gespreksverslag gemaakt. In het gesprek was aan de orde gekomen, aldus de korpsbeheerder, hetgeen door de heer Ko. op 24 januari 1996 was besproken met verzoeker en diens toenmalige advocaat (zie hiervoor, onder A.4.).5. Voorts deelde de korpsbeheerder in zijn brief van 10 april 1997 mee dat uit de mutaties uit het bedrijfsprocessensysteem bleek dat er steeds werd gereageerd op klachten uit de buurt en dat er sprake was geweest van het handhaven van milieu- en andere wetgeving. De korpsbeheerder achtte het optreden van de betrokken politieambtenaren juist. Hij kon zich voorstellen dat verzoeker dit optreden niet prettig had gevonden. Steeds was er volgens de korpsbeheerder echter een grond geweest om verzoeker te bezoeken en waar nodig op te treden. De politieambtenaren hadden dit volgens hem op correcte wijze gedaan.. De reactie van verzoeker In zijn brief van 21 mei 1997, waarin hij reageerde op het standpunt van de korpsbeheerder, deelde verzoeker het volgende mee:"...Er is nooit een grond geweest om mij te bezoeken. Juist daar de politie louter uit gaat van zogenaamde klachten uit de buurt. Klachten, die al meer dan 10 jaar gedeponeerd worden bij de politie, klachten door derden, die een hetze voeren tegen mij en

mijn familie. Een van deze personen heeft zelfs mijn moeder in eigen huis mishandeld. Om duistere reden is dit misdrijf geseponeerd. Zelfs een strafklacht bij het gerechtshof hielp niet (...) De toenmalige korpschef van de Rijkspolitie Oegstgeest, de heer G., heeft mij het volgende meegedeeld. In die tijd werd ik regelmatig ontboden op het bureau naar aanleiding van klachten van de heren J. en O. De heer G. vertelde mij, dat er heel erg veel klachten van deze beide waren. Hij vertelde ook, dat hij als beleidslijn had gematigd te reageren op de excessieve klachten telefonades. Per definitie was het een buren-probleem en hij had besloten, als er geklaagd werd, steeds een auto (patrouille) langs te sturen om de klagers tevreden te stellen. Tevens had hij bij al die politie-contacten geen strafbare feiten kunnen vaststellen. De heer G. vertelde mij eveneens, dat hij kritiek had gekregen op zijn gematigde optreden van zowel de burgemeester als van de officier van Justitie. Na vertrek van de heer G. is de overlast van de politie in volle hevigheid toegenomen. Het is meneer J. blijkbaar sinds die tijd gelukt stevig voet aan grond te krijgen bij de politie. Het verbaast mij, dat de politie nog steeds op zijn klachten in gaat, terwijl er in al die jaren, zoals uit de stukken mag blijken, nog nooit iets onrechtmatigs is aangetroffen. Ik heb in de jaren, naast de politie, nogal wat bezoeken van gemeenteambtenaren gehad. Ook zij hebben niets geconstateerd. In 1995 heb ik mijn huis in Leiden moeten verkopen om mijn onderneming te kunnen financieren, omdat ik was overgegaan tot de aankoop van een bedrijfspand. Aangezien de oplevering anderhalf jaar te laat plaatsvond heb ik noodgedwongen mijn onderneming op het adres van mijn ouders moeten inschrijven, omdat ik daar ook weer ging wonen. Op dat moment heeft men bloed geroken. De bedrijfsaard van mijn onderneming is import en doorlevering van auto-onderdelen van Ferrari/Maserati aan voornamelijk bedrijven in de autobranche, maar ook aan particulieren. Dit heeft dus niets te maken met reparaties. Maar zonder enig redelijk vermoeden van schuld is men er blijkbaar van uitgegaan, dat deze onderneming als dekmantel dient voor een garagebedrijf in een woonwijk. Als de politie zijn objectiviteit had gespaard (wat al bijna niet meer mogelijk lijkt met zo'n mutatiestaat over mijn persoon) en de moeite had genomen de andere partij (ik dus) te raadplegen, dan had ik door middel van mijn bedrijfsadministratie kunnen aantonen dat deze verdenking ongegrond was. Nee, wat doet de

politie? Die betrekt de heer J. op een aktieve manier in een opsporingsonderzoek. Een trotse bezitter van een Italiaanse sportieve auto valt natuurlijk snel op en een kenteken is zo genoteerd. Vervolgens gaat de politie over tot het verhoren van klanten, door hen aan de hand van deze kentekens op te bellen en als getuigen te horen. Daarbij worden ook nog eens beschuldigingen aan mijn adres naar deze cli nten geuit, als zou ik een ernstig milieu-crimineel zijn, die bovendien verdacht wordt van belastingontduiking en fraude. U zult begrijpen dat dit funest was voor mijn zakelijke n priv positie binnen de wereld van dit soort automobielen, wat heeft geresulteerd in een forse economische schade, die ik nog steeds niet te boven ben. (...) Zelfs een brief aan de Hoofdofficier van Justitie over dit onbehoorlijk optreden hielp niet. Op deze brief/klacht moet ik van Justitie nog steeds een antwoord krijgen. In haar reactie aan u heeft de politie blijkbaar gemeend haar optreden van de laatste 10 jaar te kunnen rechtvaardigen, doordat men denkt nu eindelijk iets gevonden te hebben. Men is alleen vergeten het volledige dossier op te sturen in plaats van hetgeen wat voor hen bruikbaar is. Men is blijkbaar nogal selectief, behalve als het om klachten uit de buurt gaat. Ik zal nu mijn reactie geven op de inhoud van de stukken, die de politie u heeft aangeleverd. De brief aan u (...), 10-04-97 (zie hiervoor, onder C.4 en C.5.: No.) (...) De korpsbeheerder stelt dat er steeds een grond was, namelijk klachten uit de buurt. Maar de politie had na 12 jaar wel eens moeten weten, dat de klachten niet gegrond waren. Er staat ook "zij deden dat op correcte wijze". Waar blijkt dat uit? Als het niet opgeschreven is bij de politie, dan is het zeker niet gebeurd! Het gaat verder: "De overlast-meldingen waren niet dusdanig, dat tot daadwerkelijk optreden was overgegaan. "Met andere woorden: er is dus weer niets aan de hand. Gedurende het onderzoek kwam de vraag naar voren of de heer K., ik, al dan niet bedrijfsmatig sleutelde aan auto's. Dus ik moest en zou ergens voor gepakt worden; men is gericht op zoek naar iets onrechtmatigs, men weet alleen nog niet wat, want er kan niets gevonden worden. Mijn angst is nog steeds dat ze morgen wel

weer iets nieuws zoeken. Dit blijkt ook uit het proces-verbaal van het gerechtelijk onderzoek waarin mij andere feiten ten laste worden gelegd dan waar men aanvankelijk naar op zoek was. Men stelt ook dat de bewijslast erg ingewikkeld is. Dat begrijp ik heel goed; als er immers niets aan de hand is, is het onmogelijk iets te vinden. Kwalijk en heel onbehoorlijk vind ik, dat de politie zijn hoop om alsnog bewijs te vinden dan vestigt op buurtbewoners. Er worden afspraken met buurtbewoners gemaakt, om relevante informatie door te spelen. Dit leidde eind september/begin oktober 1995 tot het met succes opmaken van een proces-verbaal. Zelfs een kind begrijpt, dat dan de basis voor een objectief onderzoek volledig is verdwenen. Alleen de politie ziet dat niet, die heeft meer belang bij het stoppen van de druk, die door de burgemeester wordt uitgeoefend, zoals moge blijken uit de mutatie van 17 oktober 1994 (zie hiervoor, onder C.2.6.; No.). Ik wil nog een keer benadrukken, dat ik het hoogst kwalijk en een onbehoorlijk optreden van de politie vind, om burgers op aktieve manier aan het werk te zetten in een opsporingsonderzoek. Dit zijn 1940-1945 methoden. Er is inderdaad met mij afgesproken dat de heer Ko. deze situatie met de groepschef (...), zou bespreken om herhaling van manipulatie te voorkomen. Wat pertinent onjuist is, is dat met mij is afgesproken dat mijn klacht hiermede afgehandeld zou zijn. In zijn conclusie erkent de heer Ko. dat er in deze zaak geen absolute objectiviteit bestaat en dat mogelijke manipulatie door derden niet uitgesloten kan worden. Hij is verder van mening, dat de politie daar lering uit moet trekken. De brief aan u (...), 03-03-97 (zie hiervoor, onder C.1.; No.) (...) Er zou uitsluitend over de procedure gesproken worden ter voorkoming van overmatige correspondentie. (...) De brief aan de burgemeester van Oegstgeest van 28-02-96 (zie hiervoor, onder C.3.; No.) (...) Er kan niet van een klacht gesproken worden volgens artikel 1 van de Klachten-procedure! Ik zou geen melding hebben gemaakt van "tijd en plaats geconcretiseerd handelen of nalaten van een of meer tot politie Hollands Midden behorende ambtenaren". Dit is

onzin; de plaats is wel degelijk bekend: (...) Oegstgeest en garage! Tijd noemen van al de bezoeken van die heren is onmogelijk, want ik sta niet met mijn agenda de hele dag, 10 jaar lang, te wachten wanneer de politie komt om dat vervolgens te noteren. Bovendien was de frequentie zo hoog, dat ik zo onderhand de tel kwijt ben. Geconcretiseerd handelen is wel aangegeven. Blijkbaar heeft de heer W. (districtschef Duin- en Bollenstreek Zuid; No.) meer nodig om iets te begrijpen. En het verzoek tot het verstrekken van informatie is zeker niet naar volle tevredenheid van mij ingewilligd. Men kon zogenaamd geen mutaties van 1993 of eerder meer krijgen door de reorganisatie bij de politie. Ik ben het hier absoluut niet mee eens, maar het zou feitelijk onmogelijk zijn, omdat er toen met een ander systeem gewerkt werd. Het ontbreken van oudere mutaties klemt des te meer om de volgende reden. Bij n van de vele politiebezoeken had de heer O. zijn misnoegen geuit tegen de politie, omdat deze niet handelend genoeg optrad naar zijn zin. Hij deelde toen mee aan deze agenten, dat als dit zo doorging er "klapjes" zouden vallen. Desgevraagd zei hij, dat hij klappen zou gaan uitdelen. De agenten hebben de heer O. gezegd dat als hij klappen zou uitdelen, hij strafbaar zou zijn en problemen zou krijgen. De heer O. was tijdens dit gesprek zeer emotioneel. Enige uren later kwamen dezelfde agenten nog eens terug om te informeren of de heer O. daadwerkelijk het geweld had gebruikt waar hij mee had gedreigd. Dat was toen niet het geval. Op een later tijdstip, zoals bekend is, heeft de heer O. het aangekondigde geweld wel toegepast en mijn moeder aangevallen. Juist de onvolledigheid van de meegezonden politiemutaties over vroegere jaren geeft een volstrekt verkeerd beeld van de hetze, die tegen mij is gevoerd. Het achterhouden van deze, zeer vele mutaties, zowel bij het onderzoek van mr B. als bij uw onderzoek is zeer onbehoorlijk. Volgens de heer Ko. kwam dat, omdat niet iedere agent verplicht was een mutatie te maken. En voor onbelangrijke zaken schoot dat er nog wel eens bij in. De brief aan mr. B. van 25-10-96 (zie hiervoor, onder A.7.; No.) (...) Het korps stelt zijn eigen klachten-regeling samen! Mooi is dat! (...) Ik kan uit de mutaties alleen maar opmaken hoe het klaaggedrag van buurtbewoners is; de heren J. en O. en hoe serieus de politie hier op ingaat. En dat de politie wel erg gauw uitgaat van wat boze tongen

beweren. Mutaties bij elkaar zijn een eigen leven gaan leiden. Zo erg zelfs, dat de politie er van uitgaat, dat als er een auto met een nummerbord uit het buitenland of van een Italiaans merk in de buurt staat, die automatisch van mij afkomstig is. Belachelijk! (...) Mutatie (...) van 27-09-94 Deze mutatie heeft betrekking tot een buren/relatie probleem. Ik kan me hier niet tegen verdedigen, want mij is niets gevraagd. De klacht houdt het volgende in: ik zou een rochelend geluid gemaakt hebben naar de vrouw van de heer O., klager in deze mutatie. Zij d cht dat ik ook gespuugd had, met andere woorden ze wist het niet zeker, m r er was wel een rochelend geluid naar haar gemaakt. Uiteindelijk mondt deze ongefundeerde klacht uit in een herhaalde klacht over het veelvuldig in bezit hebben van "Italiaanse" auto's, die overigens niets met rochelen te maken hebben. Mutatie (...) van 27-9-94 De volgende mutatie, van een half uur later, gaat over het zelfstandig en anoniem willen klagen over mijn vermeende bezit aan auto's en het ter verkoop aanbieden daarvan. De politie nam deze klacht niet zo serieus, want zij heeft niets onrechtmatigs geconstateerd. Mutatie (...) van 10-10-94 Wel wordt 14 dagen later een aan mij toebehorende auto, te weten een Maserati, ernstig beschadigd. De schade bestond uit: een deuk in de motorkap, een pijl, die met een scherp voorwerp in de motorkap is gekrast en een ingeslagen voorruit. De schade bedroeg ongeveer Hfl. 3.000,00. (...) Mutatie (...) van 15-10-94 Wederom is duidelijk niets gebleken van overlast. Mutatie (...) van 17-10-94 Ik vraag me af wat de reden is, dat de burgemeester actie neemt in wat heet "milieuzaak K.". De probleemstelling wordt hier gedefinieerd aan de hand van de klagende buren en wordt niet

ondersteund door de bevindingen van surveillanten (zie mutatie rapporten). Mutatie (...) van 17-10-94 Ten onrechte stelt de mutatie, dat ik een autowrak had staan op de X, maar dit is niet juist. Het was een chassisonderdeel van een auto, dat zich bevond op eigen terrein bij de garagebox aan de X. Dit onderdeel is door mij weggehaald om de vrede in de buurt te bewaren n omdat ik wilde voorkomen dat er vernielingen aan aangericht zouden worden, zoals vaker met auto's van mij gebeurde! Voorts gaat de mutatie er ten onrechte vanuit, dat ik "auto-sleutel-activiteiten" zou hebben. Dit is nergens aangetoond en door verbalisanten nimmer geconstateerd. De bewering is pertinent onjuist. Hier blijkt, dat de klacht door de verbalisant R. niet alleen als feitelijkheid wordt aangenomen, maar ook als uitgangspunt; de heer R. schrijft. "...EN hij heeft zijn "auto-sleutel-activiteiten" verplaatst richting garageboxen aan de (...). "De verbalisant concludeert volstrekt ten onrechte, dat "Het probleem is deels opgelost en verschoven". Op die wijze van rapporteren is eigenlijk geen verweer mogelijk. Toch moet ik ook deze beschuldiging verwerpen. Het was mij niet toegestaan uit hoofde van de huurovereenkomst sleutel-activiteiten te hebben in de garageboxen aan de (...). Evenmin als ik dat bij de ouderlijke woning deed, deed ik dat in de nieuwe box. De mutaties zijn wederom onvolledig, want twee agenten hebben op zeker moment aan de eigenaresse van de garageboxen, (...), gevraagd of ik daar sleutelde. Zij verklaarde toen, dat ik dat niet deed en dat dat ook niet mocht. Ik mis de vastlegging van deze constatering van beide agenten in de zeer beperkte reeks van mutatierapporten, die door de politie zijn overgelegd dan ook. Mutatie (...) van 12-08-95 (...) Zoals zo vaak tevoren hadden de agenten ook nu weer onzakelijke opmerkingen; zij vroegen zich af hoe ik aan het geld kwam voor zo'n auto. Mutatie (...) van 12-08-95, gemuteerd op 14-08-95 De melder, de heer J., kwam nog even aan het bureau voor wat info met betrekking tot de afhandeling; "In de 1e mutatie stond de

naam van de verdachte fout". Dat betekent dat de eerste mutatie wel is geweest, maar niet is aangeleverd door de politie. Mutatie (...) van 15-08-95 Kennelijk heeft de heer J. meegedeeld, dat er een trailer door de straat heeft gereden, waarop de conclusie van de rapporteur is dat de auto mogelijk zal terugkomen voor onderhoud. Deze conclusie is niet gebaseerd op feiten of eigen waarneming en er is wederom niets onwettigs geconstateerd. Wel is er een heel gesprek met (...) R. gevoerd, gebaseerd op de verkeerde veronderstelling van de politie en aangegeven door n rancuneuze klager, de heer J. Mutatie (...) van 15-08-95 Het is niet duidelijk wat de bedoeling is van het bezoek aan mij. (...) Ik heb gezegd, dat ik een bedrijfspand liet bouwen aan de (...) in Leiden. Ik heb helemaal niet gezegd, dat ik daar een bedrijf heb. De bewoordingen in de mutaties zijn onjuist en wat wordt er bedoeld met kopjes als "Garage K.", "Klusjesman", "Sleutelen aan auto", Uitgekeken naar auto's van K.", "Controle K.", "Overlast garage K.", "Problemen om ...ja, om wat eigenlijk????". Bovendien is niet duidelijk waarom ik verdachte word genoemd en waarom een drietal getuigen op de mutaties worden vermeld. Deze meldingen gaan een groot aantal mutaties door. Mutatie (...) van 15-08-95, (...), 15-09-95 n mutatie (...) van 16-11-95 De heer J. belt en bezoekt de politie op verzoek van de heer R., met wie hij tevens afspraken heeft voor overleg op 19-09-95 en 16-11-95. Het is gebleken dat de heer J. dus aktief aan het werk gezet is; hetze. Proces-verbaal van Bevindingen (...) Proces-verbaal van bevindingen spreekt voor zich, behalve dat de heer M. tegenover mr B, heeft verklaard dat er niets aan de hand is; aan de heer R. heeft hij blijkbaar iets anders verklaard. Mutatie (...) van 22-01-96

In aanwezigheid van Be. is de politie de garage onrechtmatig betreden. Ik moest hen in de garage toelaten voor een algemeen onderzoek. Zo niet, dan zouden zij de boel openbreken. Ik heb mijn advocaat gebeld en deze zei dat de politie voor een algemeen onderzoek bevoegd is de garage te betreden. De politie is onder protest toegelaten. Toen men eenmaal binnen was, werd mij ineens gezegd, dat ik niet tot antwoorden verplicht was en dat het voor het politieonderzoek was. Dus onrechtmatig optreden. (...) De vele klachten van n klager, de heer J., in het verleden samen met de heer O. – de man die mijn moeder strafloos heeft mishandeld - leidden tot veelvuldige politiecontacten. De teneur van de politiemutaties leidt steeds sterker tot de conclusie, dat ik wel fout zal zitten. Ook de onbegrijpelijke wens van de burgemeester van Oegstgeest om spoed te zetten achter het onderzoek (zie mutatie van 17-10-94) geeft mij de indruk, dat hier sprake is van een geslaagde hetze tegen mij. Hoe succesvol deze hetze is blijkt uit de neerbuigende behandeling, toen ik ook eens politie-assistentie inriep. Mijn familie en ik voelen ons onder deze omstandigheden vogelvrij. Ik wil nogmaals met nadruk wijzen op de mishandeling van mijn moeder, die niet tot veroordeling heeft geleid, feitelijk omdat er zoveel geklaagd werd over mij. Dus het is kennelijk zo, dat omdat er zoveel geklaagd wordt - zonder grond overigens - de klagers zich nogal wat kunnen permitteren op strafrechtelijk gebied. Als mijn familie of ik dan een keer, terecht, de hulp inroep(t) van de politie, omdat onze burgerlijke rechten worden geschonden, dan wordt er lacherig gereageerd, worden de feiten verkeerd voorgesteld en het probleem gebagatelliseerd. Betekent dat dan, dat de vele klachten, die niet goed onderzocht zijn, er toe geleid hebben, dat ik en mijn familie minder rechten hebben dat een ander? En dat alles, doordat de politie zich liet manipuleren en haar objectiviteit duidelijk in het gedrang is gekomen. Juist door de vooringenomenheid van de politie is er nogal wat schade ontstaan en is de leefbaarheid van mijn familie en mij duidelijk aangetast...". De reactie van de korpsbeheerder1. In zijn brief van 13 augustus 1997 deelde de korpsbeheerder als reactie op de reactie van verzoeker het volgende mee:"...In zijn schrijven gaat de heer K. in op door hem uit mutaties en brieven gehaalde zinnen dan wel zinsneden, waar hij zijn eigen

interpretatie aangeeft en hierdoor verkeerde conclusies trekt. Dit acht ik niet juist. Een puntsgewijze reactie laat ik hierdoor achterwege. Mij is gebleken dat genoemde heer J. een getuigenverklaring heeft afgelegd. Dit bleek mij uit de bijgevoegde stukken van de brief van klager. Al hetgeen ertoe kan bijdragen, dat informatie kan verstrekken in een opsporingsonderzoek wordt vastgelegd in het proces-verbaal, dat naar het Openbaar ministerie wordt gezonden. Zo ook getuigeverklaringen. De stukken (...) werden door mij niet meer aangetroffen in het Bedrijfprocessensysteem, hetgeen de reden is, dat deze niet aan u (de Nationale ombudsman; No.) zijn gezonden. Momenteel wordt door mij onderzocht waarom deze stukken uit BPS zijn verwijderd. Zodra dit bekend is zal ik u hierover afzonderlijk berichten. De opmerking (...) van klager, "Dit zijn 1940-1945 methoden.", acht ik ver beneden peil. Na het vertrek van de heer G., toentertijd groepscommandant van de Rijkspolitie te Oegstgeest, zijn er kennelijk nog steeds meldingen bij de politie binnengekomen, waarop gereageerd is. Een toename van het aantal meldingen geeft een toename van politieoptreden. Enig verband tussen het vertrek van de heer G. en de "overlast" van de politie in de richting van de heer K. heb ik niet kunnen ontdekken. Deze insinuatie houd ik geheel voor rekening van de heer K..."2. Bij brief van 1 september 1997 voegde de korpsbeheerder het volgende toe aan zijn brief van 13 augustus 1997:"...Het proces-verbaal in het bedrijfprocessensysteem (...) werd vermoedelijk op 6 december 1995 ingevoerd. Informatie bij de afdelingen informatiebeheer en systeembeheer leerde, dat processen slechts worden verwijderd op verzoek van de degene, die het proces maakt. Registratie wordt noch door het systeem, noch handmatig bijgehouden. De ambtenaar, die het proces gemaakt heeft sprak zijn verbazing er over uit, dat het verwijderd was. Reeds in januari 1996 had hij geconstateerd, dat het proces niet meer aanwezig was. Als mogelijkheid dacht hij, dat bij het samenvoegen van diverse processen er iets mis is gegaan, waardoor het nummer (...) is vernietigd. Daar hij de stukken, twee processen-verbaal van verhoor, reeds had uitgedraaid en bij het hoofd-proces-verbaal had gevoegd heeft hij er verder geen aandacht aan besteed..."

F. De nadere reactie van verzoeker In zijn brief van 2 november 1997 deelde verzoeker in reactie op hetgeen de korpsbeheerder naar voren had gebracht nog het volgende mee:"...Volgens (de korpsbeheerder; No.) zijn mijn interpretatie en mijn conclusies van de mutaties niet juist. Uit mutatie (zie hiervoor, onder C.2.8.; No.) blijkt toch duidelijk dat mijn persoon direct in verband wordt gebracht met een auto met Italiaans kenteken, die 2 straten verder staat geparkeerd van een Italiaan is die daar bij mensen inwoont. Hier maak ik toch enige vooringenomenheid uit op. Belangrijker zijn de interpretaties en conclusies van zijn collega's als die de naam K. weer eens voorbij zien komen in de mutaties met de daaraan verbonden toespelingen. Dat blijkt ook wel uit het feit dat de conclusies van zijn collega's zo'n eigen leven zijn gaan leiden dat daaruit een strafrechtelijk onderzoek is voortgekomen zonder enige basis. En dat terwijl er in al die jaren nooit een strafbaar feit is vastgesteld. U kunt dit ook opmaken uit de brief van de heer Ko. aan de Districtschef van het district Duin- en Bollenstreek Zuid van 24 januari 1996. De overlast van de politie heeft zijn uitwerking niet alleen op mijzelf maar ook op de rest van de familie. Mijn ouders zijn van een generatie (vader 1923 en moeder 1931) die aan den lijve bewust de traumatische gevolgen hebben ondervonden van de jaren '40-'45. Deze manier van handelen van politie doet bij hen een deel van de beleving van die tijd naar boven komen. Ik wil als zoon, wonend onder hetzelfde dak die beleving voor hen verwoorden. Ik vind het beangstigend dat de directeur politie hiervoor geen begrip kan opbrengen. Wat betreft de toenemende overlast na het vertrek van de heer G. en het verband daartussen moet ik het volgende opmerken. Hetgeen door mij gesteld is geen insinuatie maar een feitelijke constatering. (...) Uit de brief van 1 september van (de korpsbeheerder; No.) aan u blijkt dat er zonder direct aanwijsbare redenen mutaties uit het systeem verdwijnen. (...) Aangezien dit vaker voorkomt, ik verwijs naar mijn eerdere brieven, is dit dus de reden dat de politie vaker aan de deur is geweest dan de mutatierapporten vermelden. De politie is excessief vaak aan de deur geweest. De aanleiding dat de heer J. zo vaak belde, vaak meerdere keren per

dag, kan geen reden zijn om zo vaak langs te komen. De politie heeft in zo'n geval wel andere middelen om een klacht van de heer J. te behandelen, bijvoorbeeld een gesprek arrangeren. De heer G. had bijvoorbeeld al een weg daartoe aangegeven. Ook van het bezoek aan mevr. P. (zie mutatie (...) van 17-10-'94) heb ik nog steeds geen mutatie mogen zien. Terwijl hierin juist een bevestiging van mijn verhaal kan worden gevonden. Hoe kun je, bij een organisatie zoals de politie, uitgaan van een bedrijf proces systeem als je als politie zelf al aangeeft dat het systeem onvolledig is. Wat mist er wel niet meer in het BPS over mijn persoon. Zwerven er misschien nog meer mutaties over mijn persoon rond binnen het justiti le apparaat. Dit is zeer onzorgvuldig en zeer kwalijk. Het bezoek dat ik met mijn advocaat heb gebracht om de gegevens over mijn persoon in te zien heeft niet tot de volledigheid geleid waar ik wettelijk recht op heb. Dat betekent dat ik kosten en moeite heb gemaakt voor niets. Ik hoop met het bovenstaande en mijn eerdere brieven duidelijk te hebben gemaakt dat de politie onder de gegeven omstandigheden onbehoorlijk en onzorgvuldig vaak is opgetreden tegen mijn persoon zonder dat daartoe concrete en steekhoudende argumenten voor aanwezig waren. Het aanhoudend blijven bellen van de politie door een overspannen buurman kan en mag voor de politie geen aanleiding zijn om die burger lastig te vallen. Met name het feit dat de politie aan buurtbewoners heeft verzocht mee te doen in het opsporingsonderzoek, terwijl daarvoor geen enkele aanleiding was, acht ik in hoge mate onzorgvuldig. Niet alleen mijn persoon maar ook mijn onderneming zijn hierdoor benadeeld...". De nadere reactie van de korpsbeheerder1. Op 4 december 1997 liet een medewerker van het regionale politiekorps Hollands Midden telefonisch weten dat de korpsbeheerder geen commentaar had op de reactie van verzoeker.2. Op 24 februari 1998 zond een medewerker van de korpsbeheerder de Nationale ombudsman een klachtdossier toe. Dit had betrekking op de afhandeling van een klacht van verzoekers voormalige overbuurman O. Deze had erover geklaagd dat ambtenaren van het regionale politiekorps Hollands Midden niet effectief waren opgetreden tegen verzoeker naar aanleiding van zijn klachten en die van andere omwonenden

over zijn gedrag. Voorzover van belang voor de onderhavige klacht, bevonden zich daarin de volgende stukken:2.1. In een brief van 4 december 1995 aan de districtschef van Duin- en Bollenstreek Zuid, deelde de burgemeester van Oegstgeest het volgende mee:"...Het is in casu een heel vervelende aangelegenheid, die mij ook al jaren bekend is. Sedert hun vestiging in de X in 1983 respectievelijk 1985 hebben de heren J. en O. geklaagd over het gedrag van de heer K. Hun irritaties kan ik begrijpen. Het was echter steeds de vraag op grond van welk wetsartikel verbaliserend kon worden opgetreden. Thans wordt de zaak ook vanuit de milieu-optiek bekeken. Hopelijk vinden wij daar een handvat om de verlangde maatregelen te nemen..."2.2. In een informatieoverzicht van 9 november 1995 (...), gevoegd bij een ambtsbericht van de heer Ko. aan de districtschef van Duin- en Bollenstreek Zuid, deelt deze onder meer het volgende mee:"April '95 (...) Daarnaast bleek mij dat deze kwestie al zo'n twaalf jaar lang speelde. Het schijnt dat in de oude organisatie, de toenmalige Groepscommandant G. ook van dit probleem op de hoogte was. Of er toen iets aan deze zaak is gedaan? Ik vond dat dit probleem eindelijk eens opgepakt diende te worden."

Beoordeling

Inleiding I. Ten aanzien van het regionale politiekorps Hollands Midden1. Verzoeker klaagt er in de eerste plaats over dat ambtenaren van het regionale politiekorps Hollands Midden, tot aan het tijdstip waarop hij zich tot de Nationale ombudsman wendde, telkens zijn ingegaan op volgens hem onterechte klachten van enkele omwonenden, en hem dientengevolge onnodig vaak hebben bezocht, hetgeen hij als zeer hinderlijk heeft ervaren.2. De korpsbeheerder deelde in reactie op dit deel van de klacht mee dat er steeds een grond was geweest voor de politie om

verzoeker te bezoeken en waar nodig op te treden. De politie reageerde steeds op klachten uit de buurt van verzoeker en handhaafde de milieu- en andere wetgeving.3. De politie heeft onder meer tot taak te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde. In geval van een melding van een burger van een (mogelijk) strafbaar feit, of op een verzoek om controle of bijstand, dient de politie te beoordelen of de ernst en spoedeisendheid van de betreffende melding of de dringendheid van het verzoek, de capaciteit van de politie op dat moment, het aantal overige meldingen en het belang daarvan, en de hoeveelheid overige werkzaamheden, een (directe) reactie rechtvaardigen en mogelijk maken.4. In het onderzoek is voldoende komen vast te staan dat, met name twee, (voormalige) buurtbewoners van verzoeker jarenlang bij de politie en de gemeente Oegstgeest melding hebben gemaakt van door verzoeker veroorzaakte autoparkeeroverlast, autolawaai- en/of –stankoverlast. De gemeente Oegstgeest heeft herhaaldelijk de bij haar binnengekomen meldingen aan de politie doorgegeven.5. Vanaf 27 september 1994 tot aan 17 oktober 1994 heeft de politie drie meldingen van overlast aangenomen en genoteerd. Daarnaast heeft op 17 oktober 1994 overleg plaats gevonden tussen de gemeente Oegstgeest en de politie over een in te stellen onderzoek naar de mogelijkheid van overtreding van milieuregelgeving door verzoeker. De politie besloot op 20 maart 1995, op verzoek van de gemeente Oegstgeest en na overleg met het openbaar ministerie, de zaak strafrechtelijk te onderzoeken. Daarop heeft de politieleiding de medewerkers van de surveillancedienst in april 1995 verzocht in de woonwijk van verzoeker gericht te kijken naar aanwijzingen voor de overtreding van milieuregelgeving. Deels in dezelfde periode, tussen 17 oktober 1994 en 21 februari 1996, heeft de politie vijf mutatierapporten opgemaakt naar aanleiding van meldingen van overlast, drie mutatierapporten van eigen waarneming in verband met de zogenoemde overlast en mogelijke overtreding van milieuregelgeving, alsmede enkele processen-verbaal van verhoor van getuigen en bevindingen in verband hiermee.6. Het staat vast dat er sprake is geweest van aanhoudende meldingen van overlast van verzoeker. Het is juist dat de politie daar op heeft gereageerd door bij verzoeker langs te gaan. Hoewel het aannemelijk is dat zij dit vaker heeft gedaan dan uit de mutaties valt af te leiden, aangezien de mededeling van verzoeker hierover

(zie

Bevindingen

, onder A.6., A.6.1. en A.6.2.) onweersproken is gebleven, doet dit aan het voorgaande niet af. Verzoekers mededeling dat de politie steeds op de klachten is ingegaan, terwijl in al die tijd niets onrechtmatigs is aangetroffen, doet er evenmin aan af. Immers, niet kan worden beoordeeld of er daadwerkelijk sprake is van overlast, voordat dit ter plaatse wordt bezien. De onderzochte gedraging is in zoverre behoorlijk.7. De informatie die in dit onderzoek is verkregen voert de Nationale ombudsman echter tevens tot de conclusie dat de politie niet naar redelijk inzicht ervan heeft kunnen afzien om de meldingen (mede) te plaatsen in het licht van de onenigheden waarvan al sinds verscheidene jaren tussen verzoeker en zijn buren sprake was geweest. Daarvoor was mede aanleiding, nu uit de mutatierapporten is gebleken, dat de politie bij haar bezoeken aan verzoeker regelmatig geen (door verzoeker veroorzaakte) overlast heeft geconstateerd. De politie had, bijvoorbeeld in samenwerking met de gemeente, moeten trachten door enige vorm van bemiddeling tot een oplossing te komen. Dit geldt te meer nu er blijkbaar geen sprake was van door verzoeker gepleegde strafbare feiten. Nu van enige vorm van bemiddeling niet is gebleken, is de politie in zoverre tekort geschoten.8. Daarnaast is niet gebleken dat de politie, voor zover zij overlast heeft geconstateerd, verzoeker v r het gesprek met hem op 15 augustus 1995 al eens duidelijkheid heeft gegeven over de grens van overlast veroorzakende gedragingen. Daarentegen is uit de mutaties gebleken dat de politie herhaaldelijk niet goed op de hoogte bleek te zijn van de toelaatbaarheid van bepaalde gedragingen. Zo blijkt uit een van de mutaties dat de politie een melder van overlast (in verband met het "overal" stallen van auto's en het bevuilen van de straat) had uitgelegd dat dit allemaal was toegestaan (zie

Bevindingen

, onder C.2.2.). Daarnaast had de politie verzoeker bij aanvang van het onderzoek naar de milieuzaak meegedeeld dat zij nog een en ander zou uitzoeken met betrekking tot een vergunning ten behoeve van verzoekers activiteiten (zie

Bevindingen

, onder C.2.12.). Voorts heeft verzoeker de politie naar aanleiding van haar regelmatige bezoek een keer te kennen gegeven dat hij zelf duidelijkheid wilde hebben, zodat hij wist waar hij aan toe was (zie

Bevindingen

, onder C.2.12.).9. Alles bijeen genomen, kan niet worden gesproken van een optreden van de politie, dat voor verzoeker en de omwonenden op duidelijke uitgangspunten was gebaseerd, en is er sprake geweest van een

onvoldoende informatievoorziening naar verzoeker toe. In dit opzicht heeft de politie niet gedaan wat in het algemeen in een geval van aanhouden van meldingen van haar mag worden verwacht en kan haar in zoverre het voortduren van de meldingen van overlast, alsmede de later geconstateerde situatie deels worden verweten. De onderzochte gedraging is in zoverre niet behoorlijk. II. Ten aanzien van de beheerder van het regionale politiekorps Hollands Midden1. Verzoeker klaagt er in de tweede plaats over dat de korpsbeheerder bij de afdoening van zijn klacht van 12 september 1996 tot de conclusie kwam dat zijn klacht niet ontvankelijk was, omdat die onvoldoende concreet was en derhalve niet voldeed aan de eisen zoals die daaraan worden gesteld in de klachtenregeling van het regionale politiekorps Hollands Midden.2. Uit de inhoud van de klachtbrief van 12 september 1996 en de daarbij behorende bijlagen van verzoeker blijkt dat hij erover klaagde dat de politie zeer vaak was langs geweest en dat hij dat als zeer storend had ervaren. Verzoeker stelde dat hij daardoor, en door de opmerkingen die de politie bij haar herhaalde bezoek had gemaakt, die verzoeker nauwkeurig omschreef, lastig was gevallen. Voorts had verzoeker aangegeven dat de periode waarover hij klaagde de afgelopen tien jaar, en in het bijzonder de laatste twee jaren daarvan, betrof. Doordat hij in zijn klacht aangaf dat er sprake was geweest van overlast en inbreuk op de privacy op het woongenot, was tevens de plaats van handelen van de politie bekend.3. Gelet op de inhoud van de klachtbrief van verzoeker van 12 september 1996, alsmede gelet op het feit dat de politie beschikte over mutaties van het optreden van de politie waarover verzoeker klaagde, kan de korpsbeheerder niet worden gevolgd in zijn beslissing om de klacht niet in behandeling te nemen op grond van de door hem genoemde reden dat uit niets was gebleken van een geconcretiseerd handelen of nalaten naar tijd en plaats. De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Hollands Midden, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Hollands Midden (de burgemeester van Leiden), is deels gegrond en deels niet gegrond.

De klacht over de onderzochte gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Hollands Midden is gegrond.

Instantie: korpsbeheerder Regiopolitie Hollands Midden

Klacht:

Afdoening klacht hierover.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Hollands Midden

Klacht:

Telkens ingegaan op volgens verzoeker onterechte klachten van omwonenden over hem, en hem dientengevolge onnodig vaak bezocht.

Oordeel:

Niet gegrond