Nadat een aantal krakers een pand in Dordrecht hebben gekraakt, bellen zij zelf de politie. Zij rekenen er op dat de politie een eventuele ontruiming van te voren aan hen zal aankondigen. Zij hebben daarbij dan nog de tijd om de aanstaande ontruiming aan de rechter voor te leggen. De chef van dienst van politie die nacht beslist echter anders. Hij geeft opdracht om de krakers op heterdaad aan te houden in het pand en geeft voor het binnentreden een machtiging af. Bij het pand aangekomen wordt de deur door de politieambtenaren geforceerd en worden de krakers aangehouden. De officier van justitie die na het optreden wordt ingelicht over de arrestatie, beslist om de krakers niet te vervolgen. Hij acht het optreden van de politie wel rechtmatig.
De advocate van de krakers diende hierop een aantal klachten in, zowel over het optreden van de politie als over de toesting hiervan achteraf door het Openbaar Ministerie. Zo klagen de krakers er over dat de politie hun huisrecht heeft geschonden, door zonder aankondiging vooraf te ontruimen. Ook klaagt de woordvoerder van de krakers er over dat hij is aangehouden omdat hij geen identificatiebewijs kon tonen. Verder zou een van de krakers door een ruit getrokken zijn, zijn er zonder noodzaak handboeien aangelegd en was het vervoer van één van hen naar het politiebureau onveilig.
Van belang is hier de vraag of er al een huisrecht was gevestigd door de krakers. Bij een gevestigd huisrecht dienen politie en justitie zich te houden aan het beleid van eerst aankondigen en dan pas ontruimen. Wanneer de krakers echter van meet af aan zijn gehinderd in hun bezetting, dan is er nog geen huisrecht gevestigd en kan de politie direct optreden. De Nationale ombudsman is van oordeel dat nu de politie geen onderzoek heeft gedaan naar de vraag of er huisvrede gevestigd was door de krakers, het optreden niet behoorlijk was. Bovendien acht de Nationale ombudsman het onzorgvuldig van de politie om niet eerst te overleggen met de piketofficier van justitie voor een zo ingrijpend optreden. Ook het achteraf niet meer kunnen tonen van de machtiging tot binnentreden acht hij onaanvaardbaar.
Ook het Openbaar Ministerie is naar het oordeel van de Nationale ombudsman tekort geschoten. Het Openbaar Ministerie is dan wel afhankelijk van de informatie die het van de politie krijgt, maar dat ontslaat het niet van de verplichting de juiste informatie te verkrijgen van de politie. Het Openbaar Ministerie heeft daarom geen nadere argumenten aan kunnen dragen voor het aannemen van een heterdaad situatie.
De klacht over de ontruiming van het pand door de politie is gegrond wegens schending van het vereiste van fair play.
De klacht over de beoordeling van de rechtmatigheid van het politieoptreden door de officier van justitie is gegrond wegens schending van het vereiste van goede voorbereiding.
De klacht over het onveilige vervoer is gegrond wegens schending van het vereiste van bijzondere zorg.
De klachten over de aanhouding van de woordvoerder, het gebruik van de en het door de ruit trekken van een kraker zijn niet gegrond.