Verzoeker is als bestuurslid, onderzoeker en vertrouwenspersoon verbonden aan een organisatie (K) die bijstand verleent aan ouders die te maken krijgen met Bureau Jeugdzorg. De moeder die hij vanaf zomer 2012 bijstond had flinke aanvaringen achter de rug met de gezinsvoogd die de ots van haar kinderen uitvoerde.
In het najaar van 2012 heeft BJZ in een processtuk onder meer geschreven dat verzoekers optreden uitermate stagnerend was voor de hulpverlening.
Nationale ombudsman onderzocht de klacht dat BJZ de relatie met verzoeker heeft doen verslechteren door (negatieve) beeldvorming rond zijn persoon; hij oordeelde dat deze klacht gegrond is.
De Nationale ombudsman beoordeelde de klacht vanuit de kernwaarde van respectvolle benadering van de burger en het behoorlijkheidsvereiste dat een overheidsinstantie escalatie voorkomt.
De Nationale ombudsman overwoog dat BJZ op provocerende stukken van verzoeker had gereageerd op een manier die tot verdere escalatie zou leiden. Dat voorzienbare gevolg hoefde BJZ niet van deze reactie te weerhouden, BJZ had namelijk te maken met een vertrouwenspersoon die de aanpak van de gezinsvoogd doorkruiste en zich als een niet-constructieve tegenspeler ontpopte. Maar als BJZ dan escaleert, moet dat op gepaste wijze gebeuren.
In twee opzichten heeft het daaraan ontbroken, aldus de ombudsman:
-BJZ heeft zijn visie op het conflict bij anderen neergelegd, zonder dat blijkt van een visie op hoe dat kon bijdragen aan een oplossing;
-BJZ heeft dit gedaan buiten medeweten van verzoeker, en zelfs in een procedure waarbij verzoeker niet betrokken was en waarin hij geen weerwoord kon geven.
De Nationale ombudsman doet aan BJZ een aanbeveling met de strekking dat BJZ het rapport onder de aandacht brengt van de instanties waaraan indertijd het verweerschrift is gestuurd.
Het rapport bevat ook een slotbeschouwing, met observaties over de contacten met organisatie K en de rollen van verzoeker daarin.