Verzoeker ontving een bekeuring vanwege een verkeersovertreding. Uiteindelijk stelde verzoeker beroep in bij de kantonrechter tegen deze bekeuring. Verzoeker klaagde over de behandelingsduur van dit beroep en over de wijze waarop de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) met zijn brieven is omgegaan.
Uit de wet volgt – samengevat – dat de officier van justitie het beroep in principe binnen zes weken doorstuurt naar de rechtbank. De Nationale ombudsman ontving in 2013 – naast verzoekers klacht – meerdere signalen en klachten over het overschrijden van deze termijn van zes weken. Uit het onderzoek van de Nationale ombudsman kwam naar voren dat de gemiddelde termijn waarbinnen een beroepschrift werd doorgezonden naar de rechtbank de wettelijke doorzendtermijn overschreed.
De Nationale ombudsman overwoog dat hij niet kan begrijpen dat de CVOM en de minister verzoekers klacht over het overschrijden van de doorzendtermijn ongegrond hebben geacht, terwijl deze termijn ruimschoots was overschreden. Vanwege deze termijnoverschrijding had de CVOM niet voldaan aan het vereiste van voortvarendheid. Dat geen sprake is van een fatale termijn en de wet geen juridische consequenties verbindt aan een termijnoverschrijding, betekent niet dat de minister en de CVOM deze wettelijke termijn aan hun laars kunnen lappen, aldus de Nationale ombudsman.
Het vereiste van voortvarendheid. Niet behoorlijk.