Verzoekster wordt als voetganger aangereden door een automobilist op het zebrapad. Politie en een ambulance komen ter plaatse en verzoekster wordt nagekeken door het ambulancepersoneel maar ze wordt niet vervoerd naar het ziekenhuis. De volgende dag gaat verzoekster zelf naar haar huisarts en vervolgens naar het ziekenhuis. Ze blijkt kneuzingen te hebben en vermoedelijk een hersenschudding. Daarna gaat verzoekster naar het politiebureau omdat ze een verklaring wil afleggen over het ongeval, maar daar wordt haar verteld dat het niet nodig is. Ook daarna probeert verzoekster op allerlei manieren om haar kant van het verhaal kenbaar te maken bij de politie, maar zonder resultaat. Uiteindelijk zet ze haar verklaring op papier en stuurt zij die naar de politie. Van de politie hoort zij daarna niets over het ongeval en op een gegeven moment komt verzoekster er via haar advocaat achter dat de automobilist is vrijgesproken. Verzoekster dient vervolgens een klacht in bij de politie en daarna bij de Nationale ombudsman.
Klachten
Verzoekster klaagt erover dat zij als slachtoffer van de aanrijding door de betrokken politieambtenaren onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om haar kant van het verhaal te vertellen en dat zij als gevolg hiervan onterecht niet als slachtoffer in de strafzaak is aangemerkt en niet over de voortgang van de strafprocedure werd geïnformeerd. Verder klaagt verzoekster erover dat de klachtbehandeling bij het politiekorps te lang heeft geduurd en dat niet aan het vereiste van hoor en wederhoor is voldaan.
Oordeel
De Nationale ombudsman oordeelde dat de klacht dat verzoekster onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om haar kant van het verhaal te vertellen gegrond is wegens schending van het beginsel van fair play en dat de klacht dat verzoekster niet als slachtoffer is aangemerkt en niet werd geïnformeerd over de strafprocedure gegrond is wegens schending van het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking. De Nationale ombudsman oordeelde dat ook de klacht over de klachtbehandeling bij het politiekorps gegrond is wegens schending van het vereiste van voortvarendheid en gegrond is wegens schending van het vereiste van hoor en wederhoor.