Verzoeker was werkzaam als taxichauffeur. Hij klaagde erover dat een aantal politieambtenaren van het regionale politiekorps Fryslân hem stelselmatig zowel onder werk- als privétijd onnodig lastig vielen met controles. Verzoeker klaagde in dit verband met name over een controle waaraan hij op 18 januari 2010 werd onderworpen.
De Nationale ombudsman achtte het aannemelijk dat het verkeersgedrag van verzoeker soms met zich mee kan brengen dat hij daarmee de aandacht van toevallig passerende politieambtenaren op zich vestigt. Verzoeker zal in dat geval de consequentie moeten aanvaarden dat hij, naar aanleiding van een geconstateerde verkeersovertreding, aan de kant van de weg wordt gezet en een waarschuwing of boete ontvangt, zoals dat ook op 18 januari 2010 het geval was. De Nationale ombudsman achtte het echter niet aannemelijk dat de politie het op verzoeker had voorzien. Uit informatie die door de politie was verstrekt, kwam namelijk het beeld naar voren dat politieambtenaren pas ná het constateren van een verkeersovertreding merkten dat het om verzoeker ging.
De politie heeft niet gehandeld in strijd met het verbod van vooringenomenheid.