Een arrestatieteam viel op een middag de woning van verzoekers binnen om hun 19-jarige zoon aan te houden. Hij werd niet aangetroffen. De woning werd ook doorzocht, maar er werden geen wapens gevonden. Bij de actie werden deuren beschadigd en volgens verzoekers ook huisraad.
Aanleiding was een melding dat de zoon nabij de woning van zijn ouders met een vuurwapen was gezien.
Nadat de substituut-ombudsman zich bij de betrokken inlichtingendiensten had laten informeren over de herkomst van de informatie en de betrouwbaarheid ervan, concludeerde de Nationale ombudsman dat er voldoende aanwijzingen tegen de zoon waren om hem als verdachte aan te houden en dat er voldoende aanwijzingen waren om de woning van verzoekers te doorzoeken.
De aanpak die is gekozen om de zoon aan te houden was echter in strijd met het evenredigheidsvereiste, aldus de Nationale ombudsman . Er is immers een zwaar middel ingezet (een arrestatieteam) op een plaats en een tijdstip waarvan onbekend was of de zoon daar zou worden aangetroffen (dat was niet, bijv. door middel van observatie, onderzocht) en waarbij het huisrecht van verzoekers en hun jongere kinderen werd geschonden. De Nationale ombudsman achtte het niet behoorlijk dat de hoofdofficier van justitie toestemming heeft verleend voor deze AT-inzet.
De korpsbeheerder had de schadeclaim van verzoekers afgewezen, met de motivering dat het politieoptreden rechtmatig was en niet vaststond dat het huisraad door de politie was beschadigd. De Nationale ombudsman achtte het motiveringsvereiste geschonden.
Aanbeveling met de strekking dat de korpsbeheerder opnieuw beslist over een tegemoetkoming voor schade aan deuren en huisraad.