Mevrouw M. en anderen kochten in 2004 een woning in Hoogeveen, nabij de hoogspanningslijn van Zwolle naar Hoogkerk (Gr.). Zij had meegewogen dat volgens informatie van de provincie Drenthe die lijn uiterlijk in 2010 zou worden opgeheven, en de mast op haar perceel zou worden afgebroken. In 2007 besloot de minister van Economische Zaken in overleg met de drie betrokken provincies en de netwerkbeheerder Tennet de lijn te handhaven en het deel van de lijn waarlangs mevrouw M. woont op te waarderen om de transportcapaciteit te vergroten. Voor bewoners is op een centrale plaats een voorlichtingsbijeenkomst gehouden. Volgens mevrouw M. hoorde zij pas in november 2009 van het besluit van Gedeputeerde Staten van Drente van 15 april 2008 met betrekking tot de handhaving van de lijn en diende zij alsnog een bezwaarschrift in. Dat bezwaar is niet ontvankelijk verklaard.
Mevrouw M. klaagt eronder meer over, dat geen van de betrokken instanties duidelijkheid kan geven over de gezondheidsrisico's van de magnetische velden rond de lijn. De gemeente Hoogeveen verzocht de minister van Economische Zaken om nadere informatie over die risico's, onder meer omdat Tennet als was begonnen met de werkzaamheden en voor een onderzoek ter zake een besluit van de minister over de situatie nodig was.
De Nationale ombudsman besloot tot een onderzoek naar de gedraging van de minister van Economische Zaken, omdat haar standpunt een onmisbare voorwaarde voor de besluitvorming door andere betrokken instanties lijkt. In het kader van het onderzoek beantwoordde de minister de vragen van de gemeente Hoogeveen en zond een kopie van die brief naar mevrouw M..
De Nationale ombudsman overwoog onder meer, dat als gevolg van nieuwe ontwikkelingen en gewijzigde inzichten eerder genomen besluiten moeten worden herzien. De besluitvorming vond in dit geval plaats op regionaal en bovenregionaal niveau, waar belanghebbende gemeenten en burgers wel over zijn geïnformeerd, maar niet actief bij zijn betrokken. Het is duidelijk dat bij bewoners grote onzekerheid en ongerustheid bestaat over de mogelijke gezondheidrisico's. In een project als dit, waarbij diverse overheden direct en indirect bij zijn betrokken, horen zij elkaar te informeren. Voor de betrokken burgers hoort duidelijk te zijn waar zij terecht kunnen voor informatie. Zij hebben daartoe hun gemeente benaderd, maar die diende daarvoor de minister benaderen. De minister informeerde de gemeente en mevrouw M. in het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman, dat was 7 maanden na het verzoek van de gemeente. Hoewel voor een volledig antwoord ook informatie van andere instanties nodig was, getuigt het lange uitblijven niet van voldoende oog voor de belangen van burgers, en was een voorlopig bericht over de stand van zaken passend geweest.
In zoverre is de klacht gegrond, wegens schending van het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking.