2010/083

Rapport

Verzoeker werkte tot zijn vervroegde pensionering in 2000 bij de Provincie Zeeland. Na een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in 2003 met betrekking tot verzoekers functie is hem met terugwerkende kracht tot 1996 een toelage betaald. Het pensioen van degenen die al vóór de uitspraak met pensioen gingen was bijgevolg lager dan een pensioen op basis van hun herberekende jaarsalaris zou zijn. Het is nl. vast beleid van het ABP dat de pensioengrondslag bestaat uit het jaarinkomen op 1 januari van het jaar van de pensionering, en dat latere herziening alleen mogelijk is in het geval van een aantoonbare fout in de berekening van het jaarinkomen. Een herziening met terugwerkende kracht van de functie is geen reden. De provincie trof met onder andere verzoeker een minnelijke regeling voor de geleden pensioenschade.

Het ABP deelde verzoeker mee dat indien de provincie een herziene opgave van zijn jaaropgave zou doen zijn pensioen zou worden aangepast. Gedeputeerde staten van Zeeland weigerden daaraan mee te werken, omdat dit in strijd is met het beleid van het ABP. Verzoeker wendde zich vervolgens tot de Nationale ombudsman met een klacht over die weigering.

De Nationale ombudsman overwoog dat een herziene opgave van verzoekers jaarinkomen niet kan leiden tot de vaststelling van een hogere pensioengrondslag, omdat dit strijdig zou zijn met het beleid van het ABP. Dat is ook bevestigd door de rechtspraak. Het is daarom begrijpelijk dat gedeputeerde staten het aan het ABP wensten over te laten om eerst duidelijkheid over zijn standpunt te geven, mede vanwege de mogelijke consequenties voor anderen die in vergelijkbare omstandigheden verkeren.

De Nationale ombudsman oordeelde de klacht niet gegrond.

Het vereiste van rechtszekerheid.

Instantie: Provincie Zeeland

Klacht:

Weigert pensioenverzekeraar informatie te verstrekken om pensioenuitkering te repareren.

Oordeel:

Niet gegrond