Verzoeker wendde zich schriftelijk tot het college van gedeputeerde staten over de aanwending van subsidiegelden voor de Wetenschappelijke Steunfunctie van bibliotheken. Verzoeker stelde expliciet dat de subsidie niet zou zijn gebruikt voor het doel waarvoor zij was ingesteld. Met de reactie van het college kon verzoeker zich niet verenigen, zodat hij zich opnieuw tot de provincie wendde met de mededeling over de inhoud van de brief een klachtenprocedure te willen starten. De klacht van verzoeker werd niet als klaagschrift in behandeling genomen, omdat er geen sprake zou zijn van een gedraging als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Nationale ombudsman overwoog dat ook een brief waarin nadere informatie wordt verstrekt als een "gedraging" zoals bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt. De klacht werd dan ook gegrond verklaard wegens strijd met het motiveringsbeginsel.