2009/043

Rapport

Verzoekers echtgenote is in 2007 overleden. Toen verzoeker over dat jaar langs digitale weg aangifte wilde doen, vroeg aangifteprogramma van de Belastingdienst hem de aangifte mede te ondertekenen met de Digid-code van zijn echtgenote. Op zijn klacht hierover bij de staatssecretaris van Financiën wees deze er op dat de eis tot ondertekening met de Digid-code van verzoekers echtgenote het gevolg was van de keuze van verzoeker om hem en zijn echtgenote het gehele jaar 2007 aan te merken als fiscale partners. Voorts liet de staatssecretaris hem weten dat de klacht werd besproken met de afdeling van de Belastingdienst die zich bezighield met het maken van de aangifteprogramma's.

Verzoeker klaagde over de reactie van de staatssecretaris van Financiën op zijn klacht. Deze reactie bood volgens hem onvoldoende waarborg dat dit voor nieuwe gevallen in de toekomst anders zou zijn.

De Nationale ombudsman oordeelde dat de staatssecretaris in zijn reactie op verzoekers klacht niet was tekort geschoten. Van hem kon immers niet worden verwacht dat hij verzoeker een oplossing voor de klacht voorhield, waarvan nog niet vaststond dat die uitvoerbaar was. Wel had de staatssecretaris verzoeker laten blijken dat hij zijn klacht serieus nam en zou trachten daarvoor een oplossing te vinden.

De Nationale ombudsman concludeerde dat de staatssecretaris niet het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking had geschonden en dat de klacht niet gegrond was.

Instantie: Staatssecretaris van Financiën

Klacht:

Ongepast gereageerd op de klacht dat bij elektronische aangifte inkomstenbelasting ook DigiD-code van overleden echtgenote werd geëist.

Oordeel:

Niet gegrond