1998/222

Rapport
Op 13 november 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Almere, ingediend door drs. W.F. de Haan te Bussum, met een klacht over een gedraging van de Belastingdienst/ Ondernemingen Lelystad (hierna ook: de Belastingdienst Lelystad). Nadat namens verzoeker op 3 en 22 december 1997 nadere informatie was verstrekt, werd naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Financi n, een onderzoek ingesteld. Op grond van de namens verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker klaagt erover dat de Belastingdienst/Ondernemingen Lelystad ten onrechte twee teruggaven inkomstenbelasting (met rente) over 1992 en 1993 in juni 1997 heeft laten overboeken op een gironummer dat al jaren niet meer bij verzoeker in gebruik was (en ook niet meer op zijn naam staat) en niet bereid is om er voor zorg te dragen dat bedoelde teruggaven alsnog worden geboekt op het bij de Belastingdienst bekende rekeningnummer van verzoeker bij de ING Bank.

Achtergrond

Burgerlijk Wetboek Boek 3, Vermogensrecht in het algemeen Artikel 11:"Goede trouw van een persoon, vereist voor enig rechtsgevolg ontbreekt niet alleen, indien hij de feiten of het recht, waarop zijn goede trouw betrekking moet hebben, kende, maar ook indien hij ze in de gegeven omstandigheden behoorde te kennen. Onmogelijkheid van onderzoek belet niet dat degene die goede reden tot twijfel had, aangemerkt wordt als iemand die de feiten of het recht behoorde te kennen." Toelichting uit Tekst & Commentaar Burgerlijk Wetboek (3e druk):"Iemand is niet te goeder trouw: a. wanneer hij de feiten of het recht, die hem worden tegengeworpen, kende (subjectief criterium); of b, wanneer hij die feiten of het recht weliswaar niet kende, maar hij deze feiten of het recht had behoren te kennen (objectief criterium). Deze tweede norm is gebaseerd op de gedachte, dat van ieder, afhankelijk van de omstandigheden, enig

onderzoek mag worden gevergd. Onmogelijkheid van onderzoek levert niet altijd goede trouw op. Wanneer men goede reden had om te twijfelen, kan men ook bij onmogelijkheid van onderzoek worden aangemerkt als iemand die niet te goeder trouw is (art. 11 tweede zin). Het 'recht'. Met kennis van het recht wordt gedoeld op kennis van het objectieve recht; hetgeen betekent dat het niet kennen van een rechtsregel vrij snel tot de conclusie zal voeren dat de betrokken persoon haar had behoren te kennen (Asser-Hartkamp II (1993), nr. 196)." Boek 6, Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht Artikel 34, eerste lid:"De schuldenaar die heeft betaald aan iemand die niet bevoegd was de betaling te ontvangen, kan aan degene aan wie betaald moest worden, tegenwerpen dat hij bevrijdend heeft betaald, indien hij op redelijke gronden heeft aangenomen dat de ontvanger der betaling als schuldeiser tot de prestatie gerechtigd was of dat uit anderen hoofde aan hem moest worden betaald." Artikel 36:"In de gevallen, bedoeld in de twee voorgaande artikelen, heeft de ware gerechtigde verhaal op degene die de betaling zonder recht heeft ontvangen."

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de Belastingdienst/Ondernemingen Lelystad verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Naar aanleiding van de reactie van de Belastingdienst Lelystad werden zowel aan verzoekers gemachtigde als aan de Belastingdienst Lelystad nadere vragen gesteld en stukken opgevraagd. Ook werden vragen gesteld aan de Belastingdienst/Centrale betalingsadministratie Apeldoorn. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De Belastingdienst/Ondernemingen Lelystad deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

1. Feiten1.1. Op enig moment, v r 1988, gaf verzoeker ten behoeve van het betalingsverkeer met de Belastingdienst Lelystad aan die Belastingdienst zijn gironummer xx.xx.xxx als ook zijn rekeningnummer bij NMB Bank yy.yy.yy.yyy (thans ING Bank) door.1.2. Verzoekers rekeningnummer bij ING Bank werd uitsluitend gebruikt voor het zakelijke betalingsverkeer (loon- en omzetbelasting) tussen de Belastingdienst Lelystad en verzoeker, die ondernemer is. Het gironummer werd al in 1988 voor gebruik door verzoeker geblokkeerd.1.3. De Belastingdienst Lelystad zond verzoeker bij de voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1994 van 29 april 1995 een acceptgiroformulier mee, waarop verzoekers ING Bank rekeningnummer stond voorgedrukt.1.4. Op 8 januari 1996 nam de Belastingdienst/Centrale betalings- administratie Apeldoorn (hierna: Cba) het gironummer in zijn Vastgiro-bestand op als rekening geschikt voor betalingen en teruggaven inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.1.5. Op de voorzijde van het in het eerste kwartaal van 1996 aan verzoeker verzonden aangifteformulier inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1995 was onder de vermelding van het rekeningnummer geschikt voor teruggaaf het gironummer xx.xx.xxx vermeld. Direct daaronder was ruimte vrijgelaten waarop verzoeker zijn persoonsgegevens, inclusief het rekeningnummer voor teruggaaf, kon vermelden of verbeteren, indien deze niet of niet juist waren vermeld.1.6. De Belastingdienst Lelystad ontving dit aangifteformulier van verzoeker retour op 7 juni 1996. Verzoeker had geen gebruik gemaakt van de hiervoor in 1.5. bedoelde mogelijkheid.1.7. In het eerste kwartaal van het daaropvolgende jaar 1997 reikte de Belastingdienst Lelystad verzoeker een aangifteformulier inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1996 uit, waarbij onder de vermelding van het rekeningnummer geschikt voor teruggaaf nog steeds het gironummer xx.xx.xxx was vermeld. De Belastingdienst Lelystad ontving dit aangifteformulier op 31 maart 1997 retour, waarbij verzoeker wederom geen had gebruik gemaakt van de hiervoor onder 1.5 bedoelde mogelijkheid.1.8. Het Cba deelde verzoeker bij twee, op 13 juni 1997 gedagtekende, brieven mee dat als gevolg van vermindering op de aanslagen

inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1992 respectievelijk 1993 bedragen van f 4.650 (en f 415 aan rente) respectievelijk f 5.580 (en f 358 aan rente) zouden worden overgeschreven op gironummer xx.xx.xxx.1.9. De Belastingdienst Lelystad stelde verzoeker bij twee, op 17 juni 1997 gedagtekende, 'ambtshalve verminderingen' inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen in kennis van de terug te ontvangen belastinggelden over 1992 respectievelijk 1993.1.10. De Belastingdienst stortte op 20 juni 1997 beide belasting- teruggaven inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1992 en 1993 (inclusief rente) ad f 5.065 respectievelijk f 5.938 ten behoeve van verzoeker op gironummer xx.xx.xxx.1.11. Het gironummer stond op dat moment al jaren niet meer ten name van verzoeker, maar het was op naam gesteld van, en in gebruik gegeven aan, een andere persoon, met wie verzoeker in geen enkele relatie stond of staat. 1.12. Verzoeker deelde de Belastingdienst Lelystad bij brief van 25 juni 1997 onder meer mee:"Wij kregen van U bericht dat wij belasting terugkregen over 1992 '93 '95 Alleen het nr. van de giro wat op de teruggave vermeld staat hebben wij al enige jaren geleden opgezegd. Ons nieuwe bank nr is Rabo Rek.nr. (zz.zz.zz.zzz; N.o.) Wil U dit AUB ook door geven aan Apeldoorn."1.13. De Belastingdienst Lelystad achterhaalde vervolgens de persoonsgegevens en het adres van de persoon bij wie het gironummer xx.xx.xxx op het moment van betaling op 20 juni 1997 in gebruik was en hij verstrekte die gegevens aan verzoeker. 1.14. Verzoeker is niet gebaat geweest bij de twee voor hem bestemde betalingen door de Belastingdienst Lelystad.2. Standpunt van verzoekerVoor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtsamenvatting onder

Klacht

. Verzoekers gemachtigde merkte in aanvulling op het verzoekschrift bij brief van 22 december 1997 onder meer nog op:"In aansluiting op ons telefonisch onderhoud doe ik u alsnog toekomen een copie van betalingen der Belastingdienst wegens teruggave omzetbelasting t.w. d.d. 14 september 1988 ad f.303,. op 22-2-2989 werd een bedrag teruggestort van f. 444.- op 1 november 1989 komt een bedrag terug van f. 319.- door storting op de N.M.B. rekeningnummer (yy.yy.yy.yyy; N.o.) Nimmer werd enig bedrag terugontvangen op het betrokken gironummer waarover de belastingdienst spreekt. Overige teruggaven vonden altijd plaats door verrekening met openstaande schulden." 3. Standpunt van de Belastingdienst/Ondernemingen Lelystad3.1. In reactie op de klacht liet de Belastingdienst Lelystad het volgende weten:"...Belanghebbende heeft in het verleden aan de Belastingdienst bekend gemaakt dat hij teruggaven (inkomstenbelasting) teruggestort wilde hebben op het te zijne name staande postgirorekeningnummer xx.xx.xxx. Wanneer en op welke wijze precies hij dit bericht heeft doorgegeven aan de Belastingdienst is niet na te gaan (wel is duidelijk aan belanghebbende kenbaar gemaakt dat dit girorekeningnummer bij de Belastingdienst gebruikt zou worden voor het verlenen van teruggaven (...) Belanghebbende heeft voordat de terugbetalingen inkomstenbelasting 1992 en 1993 op 13 juni 1997 door de Belastingdienst werden overgemaakt op het girorekeningnummer xx.xx.xxx nimmer (noch mondeling, noch schriftelijk; ook niet op grond van de aan hem door de inspecteur aangegeven en geboden mogelijkheden bij de hem resp. begin 1996 en begin 1997 uitgereikte aangiftebiljetten inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1995 en 1996 kenbaar gemaakt dat het bij de Belastingdienst bekende girorekeningnummer hem niet (meer) toebehoorde. Buiten geschil is dat dit girorekeningnummer in het verleden aan belanghebbende heeft toebehoord. Hij geeft in zijn klacht immers aan dat ...'het gironummer xx.xx.xxx al jaren niet meer in zijn gebruik was". Dientengevolge is het aan belanghebbende te wijten dat de Belastingdienst aan hem toekomende teruggaven heeft gestort op een –niet meer bij hem in gebruik zijnde- girorekening. Daaraan kan niet afdoen dat in 1988 en 1989 teruggaven omzetbelasting hebben plaatsgevonden op –het bij de belastingdienst- bekende N.M.B.nummer yy.yy.yy.yyy (thans ING bank). Immers: belanghebbenden kunnen aan de Belastingdienst, per belastingsoort, kenbaar maken op welke bankrekeningnummer zij een bepaalde teruggaaf wensen te ontvangen. Dit gebeurt bijvoorbeeld als belanghebbende zakelijke belastingen als de omzetbelasting en loonbelasting op een zakelijk bankrekeningnummer gestort willen hebben en teruggaven inkomstenbelasting op een persoonlijk bankrekeningnummer. (in dit kader merk ik op dat de klager aan de Belastingdienst –in juni en juli 1997- als wijziging het bankrekeningnummer zz.zz.zz.zzz heeft doorgegeven; en dus niet het bovengenoemde bankrekeningnummer yy.yy.yy.yyy. Indien tengevolge van een belanghebbende te wijten fout door de Belastingdienst op een onjuist rekeningnummer teruggaven worden gestort dient ingevolge de ambtelijke werkinstructie Ten Onrechte verrichte Restituties (TOR) als volgt te worden gehandeld (...):a)er wordt een brief gestuurd naar de niet-rechthebbende; dit is in casu gebeurd; b)als de rechthebbende reageert en terugbetaalt of een betalingsregeling treft wordt dit medegedeeld aan de rechthebbende; dit is in casu gebeurd (zij het dat noch een terugbetaling, noch het treffen van een betalingsregeling in dit geval gelukt is) c)er wordt pas aan rechthebbende betaald als het gehele bedrag is betaald (in casu heeft geen enkele betaling door de niet-rechthebbende plaatsgevonden). Geconcludeerd kan worden dat in het voorliggende geval overeenkomstig deze ambtelijke richtlijn is gehandeld: nu terugvordering door de Belastingdienst op de niet-rechthebbende geen resultaat bood is de kwestie voor de Belastingdienst een tussen burgerlijke partijen civiele kwestie geworden waar de Belastingdienst geen partij in is (de Belastingdienst heeft de klager wel de mogelijkheid aangegeven deze civiele weg in te slaan door het prijsgeven van de personalia en de woonplaats van de niet-rechthebbende aan de klager (...) (...) in dit geval is door de Belastingdienst Ondernemingen Lelystad bevrijdend betaald. In artikel 6 : 34 B.W. is het volgende bepaald:"1. De schuldenaar die heeft betaald aan iemand die niet bevoegd was de betaling te ontvangen, kan aan degene aan wie betaald moest worden, tegenwerpen dat hij bevrijdend heeft betaald, indien hij op redelijke gronden heeft aangenomen dat de ontvanger der betaling als schuldeiser tot de prestatie gerechtigd was of dat uit andere hoofde aan hem moest worden betaald" In casu kan de Belastingdienst –op redelijke gronden, nu het gebruikte postgirorekeningnummer door belanghebbende zelve in het verleden aan de Belastingdienst was kenbaar gemaakt en hij hiervan nadien op geen enkele wijze een wijziging heeft doorgegeven, belanghebbende tegenwerpen dat bevrijdend is betaald. Belanghebbende dient de niet-rechthebbende aan wie feitelijk is uitbetaald voor de civiele rechter te dagen om terugvordering van de hem toebehorende bedragen mogelijk te maken (hij is daar op gewezen door de Belastingdienst). Generale conclusie : de Belastingdienst/Ondernemingen Lelystad heeft in deze behoorlijk gehandeld en de klacht is derhalve ongegrond..."3.2. Met betrekking tot zijn pogingen om de voor verzoeker bestemde belastinggelden terug te krijgen deelde de Belastingdienst Lelystad mee:"...5)Op 16 juli 1997 heeft dezelfde medewerker van de Belastingdienst/Ondernemingen Lelystad de klager aangeschreven met het bericht dat degene op wiens naam het gironummer is uitgegeven (lees: op wiens naam het gironummer stond ten tijde van de uitbetaling) zal worden aangeschreven en dat hij hierover nader bericht zal ontvangen (...).. B. Blijkens op 9 februari 1998 bij de Postbank te Leeuwarden bij mevrouw (E.; N.o.) (...) ingewonnen telefonische informatie is in casu het volgende aan de orde:Het gironummer staat sinds 3 februari 1995 op naam van mevrouw (A.; N.o.) te Amsterdam. De Postbank hanteert een termijn van vier jaar voordat een gironummer opnieuw wordt uitgegeven. De conclusie moet dan ook zijn dat van 3 februari 1991 tot 3 februari 1995 het desbetreffende gironummer xx.xx.xxx niet in gebruik is geweest. 6)Op 16 juli 1997 heeft de medewerker J.; N.o.) van de Belastingdienst/Ondernemingen Lelystad de rechthebbende op het girorekeningnummer xx.xx.xxx aangeschreven met het verzoek de ten onrechte aan haar uitbetaalde bedragen te storten op de rekening van de Belastingdienst/Ondernemingen Lelystad (...) 7)Op 11 augustus 1997 stuurt de medewerker (J.; N.o.) aan de rechthebbende een herinnering daar hij van haar nog geen reactie had mogen ontvangen (...) 8)Op –dezelfde datum- 11 augustus 1997 stuurt de medewerker (J.; N.o.) naar de Belastingdienst/Amstelveen Particulieren een

verzoek –aan de afdeling deurwaarderij- om mevrouw (A.; N.o.) te bewegen de ten onrechte aan haar uitbetaalde bedragen terug te storten of tot een betalingsregeling te komen (...) 9)De afdeling deurwaarderij van de Belastingdienst/Amstelveen Particulieren heeft bij mevrouw (A.; N.o.) een onderzoek ingesteld om dit resultaat te bewerkstelligen. Op 19 september 1997 heeft de afdeling deurwaarderij aan de Belastingdienst/Ondernemingen te Lelystad ambtelijk bericht uitgebracht dat zij weliswaar genegen was om te betalen doch dat zij niet bij machte was om meer dan f 50 per maand terug te betalen (...) 10)Met dagtekening 30 september 1997 bericht de Belastingdienst/ Ondernemingen Lelystad aan de klager dat "geen bevredigende reactie is ontvangen" en dat een "deurwaardersonderzoek ook niet tot een positief resultaat heeft mogen leiden"(...) In de brief geeft de Belastingdienst/Ondernemingen Lelystad aan dat:"het onjuiste rekeningnummer aan belanghebbende is te wijten en dat er verder geen mogelijkheden ter beschikking staan om terugbetaling van de bedragen te vorderen"Ook wordt aan belanghebbende aangegeven dat er voor hem de mogelijkheid bestaat "om via een civiele procedure terugbetaling van de bedragen te vorderen"Daartoe verstrekt de medewerker (nogmaals) de personalia en de woonadresgegevens van de rechthebbende op het girorekeningnummer xx.xx.xxx..."

Beoordeling

1. Verzoeker klaagt erover dat de Belastingdienst/Ondernemingen Lelystad niet bereid is om belastingteruggaven inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen over de jaren 1992 en 1993, die de Belastingdienst in juni 1997 ten onrechte heeft gestort op een niet langer bij verzoeker in gebruik zijnd gironummer, alsnog aan hem te betalen.2. Vast staat dat de Belastingdienst Lelystad de voor verzoeker bestemde belastingteruggaven niet aan hem heeft betaald, omdat het gironummer waarop die belastingteruggaven zijn gestort op het moment van betaling niet meer ten name van verzoeker stond, maar ten name van een derde, noch bij verzoeker in gebruik was. Vast staat ook dat verzoeker niet gebaat is geweest bij deze betaling aan die derde, onbevoegde ontvanger.3. In een dergelijk geval dient de Belastingdienst Lelystad in beginsel alsnog aan betrokkene te betalen, tenzij het beroep van de Belastingdienst Lelystad op bevrijdende betaling als bedoeld in

artikel 6:34 eerste lid BW (zie

Achtergrond

) opgaat. De Belastingdienst mag verzoeker tegenwerpen dat hij bevrijdend heeft betaald, indien hij op redelijke gronden heeft mogen aannemen dat het gironummer ten tijde van betaling bij verzoeker in gebruik was.4. Dit laatste houdt in dat de Belastingdienst op het moment van betaling te goeder trouw moet zijn geweest, als bedoeld in artikel 3:11 BW (zie

Achtergrond

). De Belastingdienst is alleen dan te goeder trouw, indien hij niet beter wist dan dat het gironummer op het moment van betaling nog bij verzoeker in gebruik was (het subjectieve criterium) en hij in de gegeven omstandigheden ook niet beter behoorde te weten (het objectieve criterium).5. Vast staat dat verzoeker v r de brief van 25 juni 1997 (zie

Bevindingen

onder 1.12.) schriftelijk noch anderszins aan de Belastingdienst Lelystad (of het Cba) kenbaar heeft gemaakt dat het gironummer niet langer bij hem in gebruik was. De Belastingdienst Lelystad stelt daarnaast dat hij op het moment van betaling ook niet wist dat het gironummer niet meer bij verzoeker in gebruik was. In zoverre voldoet de Belastingdienst aan het subjectieve criterium voor zijn goede trouw.6. Op grond van het objectieve criterium voor goede trouw rust op de Belastingdienst Lelystad in ieder geval een onderzoeksplicht. De reikwijdte daarvan hangt mede af van de hiervoor in 5. in de eerste zin bedoelde omstandigheid, bezien tegen de achtergrond van het gegeven dat de Belastingdienst Lelystad verzoeker zowel in het eerste kwartaal van 1996 als van 1997 door toezending van de aangifteformulieren inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1995 respectievelijk 1996 er op heeft gewezen dat in zijn administratie als rekeningnummer geschikt voor teruggaaf aan verzoeker (nog steeds) het gironummer xx.xx.xxx was opgenomen en verzoeker daarbij de gelegenheid heeft geboden persoons-gegevens, inclusief het rekeningnummer voor teruggaaf, te verbeteren indien deze niet juist waren vermeld.7. Verzoeker heeft zelf niet tijdig de Belastingdienst Lelystad laten weten dat het gironummer niet langer bij hem in gebruik was, noch gebruik gemaakt van de hem door de Belastingdienst Lelystad herhaaldelijk geboden correctiemogelijkheid. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de Belastingdienst Lelystad aan zijn onderzoeksplicht in voldoende mate uitvoering heeft gegeven, door verzoeker de hiervoor bedoelde mogelijkheid te geven. De omstandigheid dat verzoeker daarvan geen gebruik heeft gemaakt, komt voor zijn rekening. Hieraan kan ook niet afdoen dat op het bij de voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1994 meegezonden acceptgiroformulier verzoekers ING Bank rekeningnummer stond

voorgedrukt. Immers, via de nadien aan hem toegezonden aangifteformulieren 1995 en 1996 is verzoeker op het door de Belastingdienst te gebruiken gironummer gewezen. Het beroep van de Belastingdienst Lelystad op bevrijdende betaling is, mede tegen de achtergrond van het feit dat de Belastingdienst al het redelijke heeft gedaan om de belastingteruggaven van de onbevoegde ontvanger terug te krijgen (zie

Bevindingen

onder 3.2), dan ook behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de Belastingdienst/ Ondernemingen Lelystad, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Financi n, is niet gegrond.

Instantie: Belastingdienst/Ondernemingen Lelystad

Klacht:

Twee teruggaven inkomstenbelasting over laten boeken op gironummer dat al jaren niet meer door verzoeker gebruikt werd; niet bereid de teruggaven alsnog op juiste rekening te boeken.

Oordeel:

Niet gegrond