Verzoeker verzocht de Belastingdienst uitstel van betaling voor een naheffingsaanslag omzetbelasting. Hij verzocht de aanslag in termijnen te mogen betalen. Tot zekerheid bood hij de Belastingdienst overdracht van de vorderingen van zijn onderneming aan.
De Belastingdienst weigerde aan het verzoek tegemoet te komen omdat de voorgestelde betalingsregeling langer zou duren dan twaalf maanden en omdat de vorderingen uit onderneming niet eenvoudig uit te winnen waren. De Belastingdienst stelde daarom dat niet was voldaan aan het vereiste van het stellen van volledige zekerheid.
Verzoeker klaagde over de afwijzing van zijn verzoek door de Belastingdienst.
De Nationale ombudsman overwoog dat de beslissing op een verzoek om uitstel van betaling maatwerk is die goed moet worden gemotiveerd waarbij een enkele verwijzing naar regels uit de Leidraad Invordering 1990 niet volstaat. Voorts overwoog de Nationale ombudsman dat de Leidraad Invordering 1990 uitdrukkelijk de mogelijk noemde om zekerheid te stellen door overdracht van vorderingen en dat in dit geval een vordering van verzoeker op één debiteur al het betrokken belastingbedrag overschreed zodat niet viel in te zien waarom niet zou zijn voldaan aan het zekerheidsvereiste.
De Nationale ombudsman overwoog verder dat bij de door verzoeker voorgestelde betalingsregeling de belastingschuld bijna geheel binnen twaalf maanden zou zijn voldaan.
De Nationale ombudsman concludeerde dat de beslissing van de Belastingdienst onvoldoende was gemotiveerd en dat de klacht gegrond was.
De Nationale ombudsman deed de aanbeveling alsnog na te gaan of een betalingsregeling mogelijk was en zo niet, de reden daarvoor volledig en juist te motiveren.