Verzoekers klaagden erover dat consulenten van een gemeente tijdens huisbezoeken in het kader van de Wet werk en bijstand zonder toestemming te vragen kasten openden, voorwerpen aanraakten en naar privacygevoelige informatie vroegen. Verzoekers stelden dat de consulenten hiermee de hen in het kader van hun toezichthoudende taak toekomende bevoegdheden overschreden. In 2005 had het college van burgemeester en wethouders de bestaande protocollen aangescherpt en opnieuw vastgesteld. Volgens verzoekers boden deze protocollen onvoldoende soelaas.
Bij het afleggen van huisbezoeken was het huisrecht in het geding. Onder verwijzing naar uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) overwoog de Nationale ombudsman dat om te kunnen beoordelen of er sprake was van schending van het huisrecht, de verslaglegging van cruciaal belang was. Hieruit dient te blijken of een cliënt toestemming heeft gegeven voor het afleggen van het bezoek. De verslaglegging in de gemeente was op dit punt onvolledig. De jurisprudentie van de CRvB in aanmerking genomen, was aldus niet vast te stellen of de cliënten toestemming hadden gegeven.
Voorts kon volgens de CRvB het weigeren van toestemming voor een huisbezoek alleen directe gevolgen - in de vorm van het weigeren, beëindigen of intrekken van bijstand - hebben als daar in het individuele geval een redelijke grond voor bestond. Er moest sprake zijn van objectieve feiten of omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs kon worden getwijfeld aan de juistheid of volledigheid van de door de cliënt verstrekte relevante gegevens. Het behoren tot een risicoprofiel of een themacontrole was niet een voldoende grond. Als er onvoldoende grond was, moest het de cliënt duidelijk zijn of worden gemaakt dat het weigeren van toestemming geen directe gevolgen voor zijn uitkering zou hebben. De Nationale ombudsman overwoog dat afgezet tegen deze jurisprudentie het zonder meer verbinden van genoemde gevolgen aan het weigeren van toestemming niet juist was als het huisbezoek werd ingezet als preventief controle-instrument. Consulenten dienden cliënten er alsdan op attent te maken dat het niet verlenen van medewerking zonder directe gevolgen voor de uitkering zou blijven.
Ten slotte overwoog de Nationale ombudsman dat de verslaglegging van de huisbezoeken aan verzoekers onvolledig was te noemen wat betreft het geven van toestemming voor de bezoeken en de handelwijze tijdens de bezoeken, zodat geen uitsluitsel bestond over de vraag of de consulenten ongeoorloofd ruimten hadden betreden, kasten hadden geopend en zaken hadden aangeraakt. Aangezien de verslagen met name niet aangaven of en in hoeverre het protocol was gevolgd wat betreft legitimatie, het noemen van reden en doel van het huisbezoek en het verkrijgen van toestemming, zag de Nationale ombudsman onvoldoende grond om aan te nemen dat daadwerkelijk volgens het protocol was gehandeld. Hierbij nam hij in aanmerking dat volgens de CRvB ingeval van discussie over hetgeen zich had voorgedaan de bewijslast op de gemeente rustte, tezamen met de omstandigheid dat in totaal vier cliënten, naar hij aannam onafhankelijk van elkaar, klachten hadden ingediend. Aldus was het aannemelijk te noemen dat de gedragingen waarover werd geklaagd, hadden plaatsgevonden. De klachten waren dan ook gegrond vanwege schending van het huisrecht.
Aanbeveling om de verslaglegging en protocollen overeenkomstig de beoordeling aan te passen.