Verzoekster, die van de gemeente een bijstandsuitkering ontving, wilde zitting nemen in het lokale cliëntenplatform. Volgens de voorzitter van het platform speelde de gemeente een rol bij het maken van een keuze tussen de kandidaten. Nadat verzoekster hierover om opheldering had gevraagd, gaf de gemeente aan dat bij het plaatsen van personen in het cliëntenplatform het gebruikelijk was dat de voorzitter van het cliëntenplatform informeel advies vroeg aan de gemeente over potentieel te benoemen leden. Dit gebeurde in verband met de continuïteit van de werkzaamheden van het platform. Zo vergaderde het cliëntenplatform altijd overdag. Het was niet aan te bevelen iemand in het platform te benoemen die in een "zwaar" re-integratietraject zat met sollicitatie- en werkverplichtingen en wellicht op korte termijn geen cliënt met een bijstandsuitkering meer zou zijn. Vanuit deze invalshoek adviseerde de gemeente informeel aan het cliëntenplatform over mogelijke kandidaten.
Verzoekster klaagt erover dat de gemeente het lokale cliëntenplatform bijstandgerechtigden heeft geadviseerd haar geen zitting te laten nemen in dit platform.
Het cliëntenplatform fungeerde als belangenbehartigingsorganisatie voor uitkeringsgerechtigden, en gaf in die hoedanigheid onder meer gevraagd en ongevraagd adviezen aan het college en de raad, waarvan niet zonder nadere motivering kon worden afgeweken. Om de onafhankelijke positie van het platform te respecteren, diende het college zich te onthouden van bemoeienis met de voordrachtsprocedure. Het college had niet moeten adviseren met betrekking tot verzoeksters beschikbaarheid voor het platform, ook al was daar om verzocht door het platform zelf. Door dat toch te doen had het college het verbod van vooringenomenheid onvoldoende in het oog gehouden.
De Nationale ombudsman achtte de klacht gegrond wegens schending van het verbod van vooringenomenheid.