Verzoeker, van Turkse nationaliteit, en in het bezit van een verblijfsvergunning voor verblijf bij echtgenote, geldig tot 2 augustus 2003, diende op 14 mei 2003 een verlengingsaanvraag in bij de vreemdelingendienst Rotterdam.
Hij klaagde erover dat hij van de vreemdelingendienst niets meer over die verlengingsaanvraag had vernomen.
Uit het onderzoek kwam naar voren dat de vreemdelingendienst de verlengingsaanvraag direct in behandeling had genomen, de ontvangst aan verzoeker had bevestigd en verzoeker via KPMG tot tweemaal toe een acceptgiro, plus herinnering, voor de leges had toegezonden. Toen verzoeker niet voldeed aan de betalingsverplichting stelde de korpschef bij beschikking van 12 augustus 2003 de aanvraag buiten behandeling. Die beschikking werd op 27 augustus 2003 door verzoeker zelf in ontvangst genomen. De klacht van verzoeker mist derhalve feitelijke grondslag. De klacht is niet gegrond.
Ditzelfde geldt voor verzoekers gelijkluidende klacht ten aanzien van de verlengingsaanvraag van 12 september 2003.