De Belastingdienst stelde een boekenonderzoek in bij de BV waarvan verzoeker directeur-grootaandeelhouder was. Het onderzoek vond deels plaats bij de gemachtigde van de BV. De ambtenaren wezen de gemachtigde er op dat eventuele adviezen niet ter inzage behoefden te worden gegeven. Bij een van de bezoeken in het kader van het boekenonderzoek troffen de controleambtenaren een dossier van de BV aan waarvan zij vermoedden dat dit was geschoond. In verband daarmee vroegen zij inzage in dossiers waarin de stukken mogelijk waren opgeborgen. Toen dit met een beroep op het (afgeleid) informeel verschoningsrecht op grond van de Mededeling van 5 januari 1994 van de staatssecretaris van Financiën werd geweigerd, vroegen de ambtenaren om een inhoudsopgaaf van deze dossiers. Aan dat verzoek werd niet tegemoetgekomen.
Verzoekster klaagde er over dat de Belastingdienst zijn bevoegdheid had overschreden door een inhoudsopgaaf te vragen van de dossiers ten aanzien waarvan de gemachtigde zich beriep op een verschoningsrecht.
De Nationale ombudsman overwoog dat het informeel verschoningsrecht als bedoeld in de Mededeling van de staatssecretaris onder de omstandigheden van het geval niet zo ver ging dat de gemachtigde ten aanzien van een geheel dossier zonder nadere toelichting kon stellen dat dit uitsluitend stukken van overwegend adviserende aard bevatte. Zeker nu de Belastingdienst een begrijpelijk vermoeden had dat stukken waren opgeborgen in andere dossiers, mocht worden verwacht dat de gemachtigde inzicht gaf in de aard van de stukken die in de betrokken dossiers waren opgeborgen. De gevraagde inhoudsopgaaf was daartoe een geëigend middel.
De Belastingdienst had zijn bevoegdheden niet overschreden en de Nationale ombudsman achtte de klacht niet gegrond.
Overige klachtonderdelen:
dreigen met strafrechtelijke sancties;
deels onaangekondigd, inzage vragen van stukken;
meermalen dezelfde informatie en stukken opvragen;
niet schriftelijk informeren over het niet-uitvoeren van een forensisch onderzoek;
de gemachtigde niet in de gelegenheid stellen schriftelijk te reageren op de reactie van de betrokken ambtenaren op de klacht;
ten onrechte stellen dat verzoekster niet op bepaalde brieven had gereageerd.