2003/239

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat de Dienst Domeinen Roerende Zaken, regio eenheid Bleiswijk, blijkens diens brief van 16 november 2001 slechts bereid is een bedrag van f 600 aan schadevergoeding te betalen ter zake van een auto die in 2000 is vernietigd. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat zijn schade een bedrag van f 1.750 bedraagt.

Beoordeling

1. Verzoekers personenauto, Ford Escort, bouwjaar 1986, met kenteken X, is op 26 oktober 2000 door het politiekorps Hollands Midden, district Duin- en Bollenstreek Zuid, team ondersteuning te Katwijk in beslag genomen. De auto is ter bewaring overgedragen aan de Dienst Domeinen Roerende Zaken, regio eenheid Bleiswijk. Aan de Dienst Domeinen is (door het openbaar ministerie) een machtiging verstrekt als bedoeld in artikel 117 van het Wetboek van Strafvordering (zie Achtergrond, onder 1). Op basis van deze machtiging is de auto, waarvan de waarde door de Dienst Domeinen werd geschat op een bedrag van f 600, vernietigd.

2. Bij vonnis van 9 augustus 2001 gelastte de politierechter teruggave aan verzoeker van de inbeslaggenomen auto. Hierop liet de Dienst Domeinen bij brief van 23 oktober 2001 aan verzoeker weten dat hij in opdracht van het arrondissementsparket te Den Haag aan hem de auto moest teruggeven. De Dienst Domeinen gaf daarbij aan dat de auto op grond van de onder 1. bedoelde machtiging was verkocht (feitelijk was deze vernietigd), zodat hij - tegen algehele kwijting - aan verzoeker de taxatiewaarde van f 600 uit moest keren.

3. Verzoeker klaagt erover dat de Dienst Domeinen slechts bereid is een bedrag van f 600 aan schadevergoeding te betalen ter zake van de bewuste auto. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat zijn schade een bedrag van f 1.750 bedraagt. Hij grondt zijn standpunt met name op de stelling dat zich in de vernietigde auto nog gereedschappen bevonden die een waarde van f 1.150 vertegenwoordigden. Verzoeker merkte nog op, zonder die stelling nader te motiveren, dat hij de aangeboden schadevergoeding van f 600 hoe dan ook te laag vindt.

4. De Dienst Domeinen heeft in reactie op de klacht het standpunt ingenomen dat het zeer onwaarschijnlijk is dat zich gereedschappen in de auto van verzoeker bevonden, toen deze bij de Dienst Domeinen werd aangeleverd. De Dienst Domeinen wijst er in dit verband op dat uit het geleideformulier van inbeslagname van 26 oktober 2000 van de politie blijkt dat het beslag alleen een motorvoertuig (de auto van verzoeker) betrof, dat was getaxeerd op een waarde minder dan f 1.000 en zou worden vernietigd. De Dienst Domeinen voert in dit verband aan dat verzoeker (de eigenaar van de auto) volgens het Handboek beslag en ontneming, opgesteld door het Ministerie van Justitie, door de politie in de gelegenheid moet zijn gesteld om datgene, wat niet onder het beslag valt, uit het voertuig te halen (zie Achtergrond, onder 3.). Voorts wijst de dienst Domeinen in dit verband op het door een medewerker van de Dienst Domeinen opgemaakte opnameformulier waarin staat beschreven in welke staat het inbeslaggenomen goed (de auto van verzoeker) verkeerde toen dit door Justitie (de politie) aan de Dienst Domeinen (de bewaarder) ter bewaring werd overgedragen. Uit dit opnameformulier blijkt dat de waarde van de auto is vastgesteld op f 600, alsmede - aldus de Dienst Domeinen - dat er geen gereedschap of ander materiaal in de auto aanwezig was.

Tevens wees de Dienst Domeinen er op dat in het Handboek werkinstructie Domeinen RZ uitdrukkelijk staat vermeld dat motorvoertuigen door de politie leeg moeten worden aangeleverd. Als er nog persoonlijke eigendommen in de auto aanwezig zijn, moeten die door de politie uit de auto worden gehaald voordat de auto door de Dienst Domeinen wordt meegenomen. Wanneer de auto niet leeg is bij het ophalen, mag deze niet worden meegenomen door de Dienst Domeinen (zie Achtergrond, onder 4.).

5. De Dienst Domeinen kan gezien hetgeen hij ter zake heeft aangevoerd worden gevolgd in zijn stelling dat het zeer onwaarschijnlijk is dat zich gereedschappen in de auto van verzoeker bevonden toen deze bij hem werd aangeleverd. Voor zover verzoeker zijn aanspraak op een hogere schadevergoeding dan het door de Dienst Domeinen aangeboden bedrag van f 600 baseert op de blote stelling dat zich in de auto gereedschappen bevonden, kan hij daarin dan ook niet worden gevolgd. Ook anderszins kan niet worden gezegd dat voor verzoeker aanspraak bestaat op een hogere schadevergoeding dan het aangeboden bedrag van f 600. Verzoeker heeft op geen enkele wijze onderbouwd waarom de taxatie van zijn auto, een Ford Escort van op het moment van inbeslagname 14 jaar oud, op een bedrag van f 600 te laag zou zijn, terwijl evenmin tijdens het onderzoek is gebleken dat die waarde te laag zou zijn. Ook verder is tijdens het onderzoek niet gebleken van feiten of omstandigheden die aanleiding zouden geven tot een aanspraak van verzoeker op een hogere schadevergoeding dan het aangeboden bedrag van f 600.

6. Het voorgaande in aanmerking genomen, en mede gelet op het terughoudende beleid van de Nationale ombudsman in het geval van een klacht over een besluit van een bestuursorgaan tot afwijzing van een verzoek om schadevergoeding (zie Achtergrond, onder 5), kan niet worden gezegd dat de Dienst Domeinen niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot zijn beslissing om aan verzoeker geen hogere schadevergoeding dan het bedrag van f 600 toe te kennen.

De onderzocht gedraging is behoorlijk.

7. Ten overvloede wordt nog het volgende opgemerkt. In dit geval was sprake van een opdracht van het arrondissementsparket te Den Haag aan de Dienst Domeinen, naar aanleiding van een rechterlijk vonnis, om de personenauto aan verzoeker terug te geven. Feitelijk was de auto op grond van een machtiging ex artikel 117 van het Wetboek van Strafvordering al vernietigd. Dit laatste betekent dat de Dienst domeinen op grond van artikel 119 van het Wetboek van Strafvordering gehouden was tot afdracht aan verzoeker van de taxatiewaarde, als subsituut voor teruggave van het voorwerp zelf. Geconstateerd wordt dat de Dienst Domeinen bedoelde afdracht afhankelijk heeft gesteld van vrijwaring door verzoeker van verdere claims. Dit komt er in wezen op neer dat de Dienst Domeinen het vonnis van de rechter (teruggave van de auto) pas uitvoert nadat de rechthebbende (verzoeker) afstand doet van verdere claims.

Blijkens informatie van de Dienst Domeinen was ten tijde van de onderhavige inbeslagname standaardprocedure dat ingeval verkoop of vernietiging van een inbeslaggenomen auto had plaatsgevonden op grond van een machtiging ex artikel 117 van het Wetboek van Strafvordering de afdracht van de taxatiewaarde/verkoopopbrengst als substituut voor teruggave van het voorwerp zelf (artikel 119 van het Wetboek van Strafvordering) afhankelijk werd gesteld van vrijwaring van verdere claims. De Nationale ombudsman acht dit niet juist. Immers in een geval als het onderhavige bestaat onverkort recht op uitvoering van het rechterlijk vonnis middels uitbetaling van het substituut van de taxatiewaarde dan wel de opbrengst van de verkoop. Naar de Dienst Domeinen meedeelde, wordt deze standaardprocedure, de voorwaarde tot vrijwaring die aan het uitkeren van de taxatiewaarde of het uitbetalen van de opbrengst van de verkoop werd verbonden, thans niet meer gehanteerd. De praktijk is nu dat zonder meer de taxatiewaarde of de opbrengst van de verkoop wordt uitgekeerd aan de betrokkene. Hiervan heeft de Nationale ombudsman met instemming kennisgenomen.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van De Dienst Domeinen Roerende Zaken, regio eenheid Bleiswijk, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Financiën, is niet gegrond.

Met instemming is kennisgenomen van het feit dat de Dienst Domeinen ingeval verkoop of vernietiging van een inbeslaggenomen auto heeft plaatsgevonden op grond van een machtiging ex artikel 117 van het Wetboek van Strafvordering de afdracht van de taxatiewaarde/verkoopopbrengst als substituut voor teruggave van het voorwerp zelf (artikel 119 van het Wetboek van Strafvordering) niet langer afhankelijk stelt van vrijwaring van verdere claims, doch thans zonder meer de taxatiewaarde of de opbrengst van de verkoop uitkeert aan de betrokkene.

Onderzoek

Op 10 september 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift, gedateerd 9 september 2002, van de heer L. te Voorburg, met een klacht over een gedraging van de Dienst Domeinen Roerende Zaken, regio eenheid Bleiswijk.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Financiën, werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd de staatssecretaris van Financiën verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Hij maakte van die gelegenheid geen gebruik.

Tevens werd de staatssecretaris een aantal specifieke vragen gesteld.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De staatssecretaris deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Voorts verstrekte hij, daarnaar gevraagd, nadere informatie (zie onder E.).

Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Verzoekers personenauto, Ford Escort, bouwjaar 1986, met kenteken X, werd op 26 oktober 2000 door het politiekorps Hollands Midden, district Duin- en Bollenstreek Zuid, team ondersteuning te Katwijk (hierna: de politie) in beslag genomen. De auto werd door de politie ter bewaring overgedragen aan de Dienst Domeinen Roerende Zaken, regio eenheid Bleiswijk (hierna: de Dienst Domeinen). Aan de Dienst Domeinen werd (door het openbaar ministerie) een machtiging verstrekt als bedoeld in artikel 117 van het Wetboek van Strafvordering (zie Achtergrond, onder 1.). Op basis van deze machtiging werd de auto, waarvan de waarde door de Dienst Domeinen werd geschat op een bedrag van f 600, vernietigd.

Bij vonnis van 9 augustus 2001 gelaste de politierechter teruggave aan verzoeker van de inbeslaggenomen auto.

2. De Dienst Domeinen schreef verzoeker op 23 oktober 2001 het volgende:

“…In opdracht van het Arrondissementsparket te den Haag moet ik een personenauto aan u teruggeven. Echter op grond van een machtiging (artikel 117 Sv.) werd de personenauto merk Ford met het kenteken X verkocht en moet ik u de opbrengst/taxatiewaarde ad. fl. 600,-- (zeshonderd gulden) uitkeren.

Alvorens tot overmaking van de opbrengst over te kunnen gaan verzoek ik u:

a. bijgaand afschrift van deze brief voor akkoord te ondertekenen;

b. een kopie te maken van uw paspoort, rijbewijs of legitimatiekaart;

c. afschrift en kopie (zoals genoemd onder a en b) in te zenden middels de bijgesloten gefrankeerde enveloppe.

Met uw ondertekening verklaart u in te stemmen met het aangeboden bedrag, volledig schadeloos gesteld te zijn en afstand te doen van eventuele verdere aanspraken ten aanzien van Domeinen Roerende Zaken…”

3. Verzoekers gemachtigde reageerde op 29 oktober 2001:

“…(Verzoekers auto; N.o.), Ford (Escort; N.o.) met kenteken X is op 26 oktober 2000 door de Politie in beslag genomen.

(Verzoeker; N.o.) heeft de Raadkamer van de Rechtbank Den Haag verzocht om teruggave van de auto. Dit klaagschrift is door de Rechtbank afgewezen daar men van oordeel was dat de Rechter ter zitting de auto hoogstwaarschijnlijk verbeurd zou verklaren.

Inmiddels heeft er op 9 augustus jl. een zitting plaatsgevonden. De rechter heeft geoordeeld dat de auto aan (verzoeker; N.o.) dient te worden teruggegeven. Inmiddels bleek de auto te zijn vernietigd c.q. te zijn verkocht.

Cliënt lijdt door deze gang van zaken een aanmerkelijke schade die in geen verhouding staat tot het door u aangeboden bedrag van f 600,00.

De auto wordt door cliënt getaxeerd op f 1.750,00. In de auto bevond zich nog gereedschap c.a.

Door (verzoeker; N.o.) zelf is een schadestaatje opgesteld. Deze is bijgesloten…”

Het bij de brief gevoegde schadestaatje van verzoeker luidde als volgt:

1. Auto Ford (Escort; N.o.) 1986 1600 Sport f 1750

2. Gereedschap + materiaal f 500

3. Openbaar vervoerkosten 9 maanden f 1200

4. Werkderving ± f 2000 +

Totaal f 5450

4. De Dienst Domeinen reageerde op 16 november 2001:

“…Naar aanleiding van uw brief van 29 oktober 2001 deel ik u mede dat ik niet op uw schadestaatje inga.

De reden is dat ik van mening ben dat Fl 600,- voor een Ford uit 1986 alleszins redelijk is en dat de overige claims niet bij Domeinen thuis horen…”

B. Standpunt verzoeker

Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtomschrijving onder Klacht.

Voorts gaf verzoeker aan dat hij aanspraak maakt op een hogere schadevergoeding dan het door de Dienst Domeinen aangeboden bedrag van f 600 op grond van het feit dat - naar hij stelt - zich in de vernietigde auto nog gereedschappen bevonden die in zijn opinie een waarde van f 1.150 vertegenwoordigden. Hij verklaarde telefonisch tegenover een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman dat bij inbeslagname door de politie te Katwijk de zich op dat moment in de auto bevindende gereedschappen daarin - behoudens een accuboormachine - zijn achtergebleven. Hij liet weten dat een niet met naam genoemde medewerker van de politie van Katwijk hem had laten weten dat de auto aan de Dienst Domeinen was overgedragen zoals deze in beslag was genomen.

Verzoeker gaf voorts aan de aangeboden schadevergoeding van f 600 hoe dan ook te laag te vinden. Ten slotte deelde hij mee dat hij - tot op het moment dat hij zich wendde tot de Nationale ombudsman (9 september 2002) - het aangeboden bedrag van f 600 nog niet van de Dienst Domeinen had ontvangen.

C. Standpunt staatssecretaris van Financiën

1. In reactie op de klacht liet de staatssecretaris van Financiën bij brief van 16 januari 2003 het volgende weten:

“…Volgens het geleideformulier van inbeslagname van 26 oktober 2000 van de politie te Katwijk (…) betreft het beslag alleen een motorvoertuig, dat wordt getaxeerd op een waarde minder dan f. 1.000,- en zal worden vernietigd. Volgens het Handboek beslag en ontneming moet de eigenaar door de Politie in de gelegenheid zijn gesteld om datgene, wat niet onder het beslag valt, uit het voertuig te halen (art. 3.3.1.1. Handboek beslag en ontneming, opgesteld door het Ministerie van Justitie (zie Achtergrond, onder 3; N.o.)).

Conform de wettelijke bepalingen zoals omschreven in artikel 117 e.v. Wetboek van Strafvordering en het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen (KB van 27 december 1995, Stb. 699) heeft een medewerker van Domeinen Roerende Zaken destijds in een opnameformulier beschreven in welke staat het inbeslaggenomen goed verkeerde toen dit door Justitie bij de bewaarder - de Dienst Domeinen - ter bewaring is overgedragen.

Uit het opnameformulier van de auto van de klager (…), blijkt dat de waarde van de auto is vastgesteld op een bedrag van f. 600,-. Dit bedrag is bij brief van 23 oktober 2001 aan (verzoeker; N.o.) aangeboden ter vervanging van zijn reeds vernietigde auto (…). Verder vermeldt het opnameformulier welke accessoires aanwezig waren geweest toen deze auto bij Domeinen ter bewaring werd afgegeven. Uit het opnameformulier blijkt dat, behalve een radiocassettespeler en twee boxen, er verder geen gereedschap of ander materiaal in de auto aanwezig was.

Uitgaande van hetgeen in het Handboek beslag en ontneming is beschreven omtrent de wijze waarop een voertuig door de Politie aan de Dienst Domeinen dient te worden aangeleverd, alsmede hetgeen blijkens het opnameformulier is geconstateerd ten aanzien van de staat en inhoud van de auto, acht ik het zeer onwaarschijnlijk dat zich gereedschappen in de auto van (verzoeker; N.o.) bevonden, toen deze bij de Dienst Domeinen werd aangeleverd.

(…) In de brief van 16 november 2001 aan (verzoeker; N.o.) geeft de Dienst Domeinen aan van mening te zijn dat f. 600,- voor een Ford uit 1986 alleszins redelijk is en dat de overige claims niet bij de Dienst Domeinen thuis horen. Met de overige claims zijn bedoeld de claims met betrekking tot het gereedschap en materiaal, de kosten voor openbaar vervoer en werkderving, zoals vermeld in de schadestaat die (verzoeker; N.o.) heeft opgesteld.

Gelet op hetgeen hierboven (…) is aangegeven acht ik het zeer onwaarschijnlijk dat er gereedschap en ander materiaal in de auto aanwezig waren op het moment dat deze bij de Dienst Domeinen in bewaring werd gegeven.

Voorzover klager meent dat hij aanspraak kan maken op vergoeding van de kosten die hij in de “overige claims” heeft genoemd, meent Domeinen dat deze eerder verband houden met de wijze waarop het voertuig destijds in beslag werd genomen door Justitie alvorens deze ter bewaring werd aangeleverd bij de Dienst Domeinen alsmede de vermeende gevolgen van dit beslag voor betrokkene. Voor deze claims dient klager zich derhalve te wenden tot Justitie.

De Dienst Domeinen meent dat zij jegens (verzoeker; N.o.) slechts gehouden zou zijn tot vergoeding van enige schade indien deze schade veroorzaakt zou zijn doordat de Dienst Domeinen gedurende de bewaring ten aanzien van het in bewaring gegeven goed geen of onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan de maatregelen die zij als bewaarder ingevolge artikel 7 lid 1 van het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen dient te nemen. In casu stelt de Dienst Domeinen dat niet is gebleken dat zij gedurende de bewaring van de onderhavige auto van klager niet of onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan haar verplichtingen voortvloeiend uit artikel 7 van het vorengenoemd besluit…”

2. Bij zijn reactie had de staatssecretaris onder meer de volgende bijlagen gevoegd:

a. Het geleideformulier van inbeslagname van 26 oktober 2000 van het politiekorps Hollands Midden, district Duin- en Bollenstreek Zuid, team ondersteuning te Katwijk. Uit dit door een medewerker van het politiekorps ondertekende geleideformulier blijkt dat het beslag enkel is gelegd op de personenauto van verzoeker, Ford Escort met kenteken X. Tevens blijkt uit dit geleideformulier dat de inbeslaggenomen personenauto door een ambtenaar van Domeinen is getaxeerd op een waarde minder dan f 1.000, en dat het voertuig door een erkende sloperij zou worden vernietigd.

b. Het door de Dienst Domeinen opgemaakte opnameformulier van de onderhavige personenauto van verzoeker. Uit dit ondertekende opnameformulier blijkt dat de waarde van de personenauto is geschat op f 600. Uit het opnameformulier blijkt dat als accessoires in de auto werden aangetroffen een radiocassettespeler, twee boxen, wieldoppen en een antenne. In het opnameformulier wordt geen gewag gemaakt van de aanwezigheid van gereedschap of ander materiaal in de auto. Met name is onder de rubriek `bijzonderheden' niets ingevuld

D. Nadere informatie staatssecretaris van Financiën

1. Naar aanleiding van diens reactie zoals opgenomen onder C. verzocht de Nationale ombudsman bij brief van 20 februari 2003 aan de staatssecretaris van Financiën om nadere informatie te verstrekken. De Nationale ombudsman verzocht de staatssecretaris daarbij met name in te gaan op de volgende vragen:

1. Bij uw reactie heeft u een afschrift gevoegd van uw brief van 23 oktober 2001 aan verzoeker waarin u aangeeft in opdracht van het arrondissementsparket te Den Haag (naar aanleiding van een rechterlijk vonnis) een personenauto aan verzoeker terug te moeten geven. U geeft in de brief aan dat de auto op grond van een machtiging ex

artikel 117 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) inmiddels was verkocht (bedoeld wordt vernietigd) zodat u de opbrengst/taxatiewaarde (f 600) uit moet keren. U deelt verder aan verzoeker mee dat het bedrag zal worden uitgekeerd na vrijwaring van verdere claims (middels ondertekening voor akkoord).

Ik begrijp hieruit dat u de afdracht van de taxatiewaarde, als `substituut' voor teruggave van het voorwerp zelf (artikel 119 Sv), afhankelijk stelt van vrijwaring door verzoeker (de beslagene) van verdere claims. Anders gezegd, wordt het vonnis van de rechter (teruggave van de auto) pas uitgevoerd nadat de rechthebbende afstand doet van verdere claims.

Ik verzoek u ten eerste aan te geven of een dergelijke handelwijze standaardprocedure is in geval op grond van bovenbedoelde machtiging verkoop of vernietiging van de inbeslaggenomen zaak heeft plaatsgevonden. Voorts verzoek ik u aan te geven wat de grondslag vormt voor het feit dat (in elk geval in het onderhavige geval) pas wordt uitgekeerd nadat een vrijwaring is gegeven. Immers, het komt mij voor dat betrokkene (de beslagene) in een geval als het onderhavige onverkort recht heeft op uitvoering van het vonnis middels uitbetaling van het substituut van de opbrengst/taxatiewaarde. De gevraagde vrijwaring lijkt zich daar niet mee te verdragen.

2. Ik verzoek u nadere informatie te verstrekken over de wijze waarop taxatie plaatsvindt van de waarde van motorvoertuigen in gevallen als de onderhavige. Bestaan er procedurevoorschriften, en zo ja welke.

3. Worden betrokkenen geïnformeerd over vernietiging/verkoop van inbeslaggenomen zaken op grond van de machtiging als bedoeld in artikel 117 Sv (en hun rechtspositie ter zake)? Zo ja, door wie en op welke wijze? Zo neen, waarom niet?

4. In uw reactie schrijft u dat uit het opnameformulier van de auto van klager blijkt dat, behalve een radiocassettespeler en twee boxen, er verder geen gereedschap of ander materiaal in de auto aanwezig was. Kunt u deze stelling nader onderbouwen? Ik doel daarmee op het feit dat mij - zonder verder inzicht in de wijze waarop een dergelijk formulier wordt ingevuld - uit het opnameformulier slechts blijkt dat daarop geen gereedschap of ander materiaal staat vermeld. Ik verzoek u tevens aan te geven op welke wijze dergelijke goederen zouden zijn vermeld op het opnameformulier indien die wel zouden zijn aangetroffen, en hoe dan ten aanzien van die goederen gehandeld zou zijn (deze zaken zouden dan niet onder het beslag rusten).

De reactie van de staatssecretaris van Financiën van 24 maart 2003 luidt als volgt:

“…1. Ten tijde van de inbeslagname van de auto van (verzoeker; N.o.) was de handelwijze waar u (…) naar verwijst, standaardprocedure. Inmiddels is besloten om deze handelwijze niet meer toe te passen. De voorwaarde van vrijwaring die aan het uitkeren van de taxatiewaarde of het uitbetalen van de opbrengst van de verkoop werd verbonden, wordt niet meer gehanteerd. De praktijk nu is dat zonder meer de taxatiewaarde of de opbrengst van de verkoop wordt uitgekeerd aan de beslagene.

2. De wijze van taxeren is vastgelegd in het handboel Werkinstructie Domeinen RZ (zie Achtergrond, onder 4; N.o.). Alle inbeslaggenomen motorvoertuigen dienen door een medewerker van de Dienst Domeinen te worden gefotografeerd en getaxeerd. De werkinstructie bepaalt dat aan de hand van het opnameformulier taxatie plaatsvindt van de inbeslaggenomen auto door de medewerker van De Dienst Domeinen. Ook een motorvoertuig dat een vervangingswaarde heeft van minder dan € 454,00 (voorheen f. 1000,00) en vernietigd moet worden, zoals dat het geval was in de zaak van (verzoeker; N.o.), wordt op deze wijze getaxeerd (…).

3. Op grond van het Handboek beslag en ontneming, dat is opgesteld door het Ministerie van Justitie, dient de beslagene middels het bewijs van ontvangst door de politie te worden geïnformeerd over zijn of haar rechten en bevoegdheden. Verder dient op het bewijs van ontvangst te worden aangegeven dat de beslagene er rekening mee dient te houden dat de inbeslaggenomen voorwerpen met een machtiging van het Openbaar Ministerie kunnen worden verkocht of vernietigd (zie Achtergrond, onder 3; N.o.). Het voornemen tot daadwerkelijke verkoop of vernietiging van het inbeslaggenomen voorwerp wordt niet aan de beslagene meegedeeld.

4. Indien in het geval van (verzoeker; N.o.) goederen zouden zijn aangetroffen in zijn auto, dan zou daarvan melding zijn gemaakt op het opnameformulier onder de categorie “Bijzonderheden”. In het Handboek werkinstructie Domeinen RZ (…) staat uitdrukkelijk vermeld dat motorvoertuigen door de politie leeg moeten worden aangeleverd. Als er nog persoonlijke eigendommen in de auto aanwezig zijn, moeten die door de politie uit de auto worden gehaald voordat de auto door de Dienst Domeinen RZ wordt meegenomen. Nadrukkelijk wordt ook in de werkinstructie vermeld dat wanneer de auto niet leeg is bij het ophalen, de auto niet mag worden meegenomen door de Dienst Domeinen RZ. De keren dat er, na het in bewaring nemen van een voertuig, goederen in een voertuig worden aangetroffen zijn zeer uitzonderlijk. Wanneer echter toch goederen in een voertuig worden aangetroffen, dan zou de beslagene naast de uitbetaling van de taxatiewaarde van de auto een vergoeding krijgen aangeboden voor de aangetroffen goederen, dit in overleg met de beslagene…”

Bij zijn reactie had de staatssecretaris gevoegd foto's die ten behoeve van de taxatie zijn gemaakt van de auto van verzoeker.

e. reactie staatssecretaris van Financiën op het verslag van bevindingen

In reactie op het verslag van bevindingen deelde de staatssecretaris van Financiën, daarnaar gevraagd, het volgende mee:

“…De huidige praktijk bij Domeinen is inderdaad dat zonder meer de taxatiewaarde of de opbrengst van de verkoop van het in beslag genomen goed wordt uitgekeerd aan de beslagene. De voorwaarde van vrijwaring die verbonden werd aan de uitkering aan de beslagene werd nog wel gehanteerd toen (verzoeker; N.o.) op 9 september 2002 zijn verzoekschrift bij u indiende. Aangezien (verzoeker; N.o.) op dat moment de desbetreffende vrijwaring nog niet had ondertekend had Domeinen geen geld aan hem uitgekeerd. Zoals u bekend is, is de praktijk bij Domeinen op dit punt inmiddels gewijzigd.

Het rekeningnummer van (verzoeker; N.o.) was overigens niet bij Domeinen RZ bekend, aangezien (de gemachtigde van) (verzoeker; N.o.) dit niet heeft gegeven in zijn brief van 29 oktober 2001, die een reactie was op de brief van Domeinen van 26 oktober 2001. Onlangs is (verzoeker; N.o.) alsnog door Domeinen benaderd voor de opgave van zijn bankrekeningnummer.

Op 9 juli 2003 is het bedrag van € 272,27 (f. 600,00) aan (verzoeker; N.o.) overgemaakt…”

Achtergrond

1. Wetboek van Strafvordering

Artikel 117:

“1. De inbeslaggenomen voorwerpen worden niet vervreemd, vernietigd, prijsgegeven of tot een ander doel dan het onderzoek bestemd, tenzij na verkregen machtiging.

2. De in het eerste lid bedoelde machtiging kan door het openbaar ministerie worden verleend ten aanzien van voorwerpen

a. die niet geschikt zijn voor opslag;

b. waarvan de kosten van de bewaring niet in een redelijke verhouding staan tot hun waarde;

c. die vervangbaar zijn en waarvan de tegenwaarde op eenvoudige wijze kan worden bepaald. (…)

3. De in het eerste lid bedoelde machtiging is gericht tot de bewaarder of aan de ambtenaar die de voorwerpen in afwachting van hun vervoer naar de bewaarder onder zich heeft. Degene aan wie de machtiging is gericht, draagt zorg voor de bepaling van de waarde die het voorwerp op dat moment bij verkoop redelijkerwijs zou hebben opgebracht.

4. Indien inbeslaggenomen voorwerpen op grond van de machtiging van het openbaar ministerie tegen baat worden vervreemd, blijft het beslag, onverminderd het bepaalde in artikel 116, rusten op de verkregen opbrengst.

5. Indien het openbaar ministerie op het schriftelijk verzoek van de bewaarder hem de machtiging te verlenen als bedoeld in het tweede lid, niet binnen zes weken een beslissing heeft genomen, is de bewaarder bevoegd te handelen overeenkomstig het tweede lid.”

Artikel 119:

“1. Een last tot teruggave van een inbeslaggenomen voorwerp dat in bewaring is gegeven, is gericht tot de bewaarder.

2. Indien de bewaarder niet aan de last tot teruggave kan voldoen, omdat de bewaring van het voorwerp overeenkomstig de machtiging, bedoeld in artikel 117, tweede lid (…) is beëindigd, gaat de bewaarder over tot uitbetaling van de prijs, die het voorwerp bij verkoop door hem heeft opgebracht of redelijkerwijze zou hebben opgebracht…”

2. Besluit inbeslaggenomen voorwerpen

Artikel 7, eerste lid:

“De bewaarders en de ambtenaren die inbeslaggenomen voorwerpen onder zich hebben, nemen de nodige maatregelen tegen beschadiging, waardevermindering en ontvreemding van deze voorwerpen en tegen het ontstaan van gevaar voor personen of goederen door deze voorwerpen.

Artikel 10, derde en vierde lid:

“3. Onder de voorwerpen, bedoeld in artikel 117, tweede lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering, waarvan de kosten van bewaring niet in redelijke verhouding staan tot hun waarde, zijn in ieder geval begrepen:

1°. motoren en auto's of onderdelen daarvan met een waarde van minder dan € 450 (tekst 2000: 1000 gulden; N.o.);

2°. fietsen en bromfietsen of onderdelen daarvan met een waarde van minder dan € 90 gulden;

3°. hulpmiddelen bij de jacht of het stropen.

4. Onder de voorwerpen, bedoeld in artikel 117, tweede lid, onder c, van het Wetboek van Strafvordering, die vervangbaar zijn en waarvan de tegenwaarde op eenvoudige wijze kan worden bepaald, zijn in ieder geval begrepen:

1°. dieren die met het oog op de van die dieren afkomstige producten worden gehouden, behoudens de dieren bedoeld in de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten;

2°. audio- en video-apparatuur;

3°. computers;

4°. motoren en auto's met een waarde van meer dan € 450 (tekst 2000:1000; N.o.) en minder dan € 2.250 gulden;”

3. Handboek beslag en ontneming, opgesteld door het Ministerie van Justitie.

Hoofdstuk 3 De rol van de opsporingsinstanties

“…3.3. De inbeslagneming

(…)

Aan degene bij wie het voorwerp is inbeslaggenomen wordt een bewijs van ontvangst afgegeven. Als de beslagene tijdens een huiszoeking niet bij de inbeslagneming aanwezig is, wordt het bewijs van ontvangst ter plaatse achter gelaten. Op het bewijs van ontvangst moet vermeld staan welke rechten en bevoegdheden de beslagene heeft. Bij voorkeur dient de hele tekst van artikel 552a Sv. op het bewijs te worden afgedrukt. Ook dient op het bewijs van ontvangst te worden aangegeven dat de beslagene er rekening mee moet houden dat voorwerpen met een machtiging van het openbaar ministerie kunnen worden verkocht of vernietigd.

(…)

3.3.1.1. Auto's

Bij de inbeslagneming van auto's is het in veel gevallen niet nodig de hele inhoud van die auto onder het beslag te laten vallen. De eigenaar wordt dan in die gevallen in de gelegenheid gesteld datgene wat niet onder het beslag moet vallen uit de auto mee te nemen. Onder het beslag op een auto vallen de kentekenbewijzen I, II en III en de sleutels (contact-, koffer- en portiersleutels) en de standaarduitrusting (zoals bv, reservewiel en krik). Om de staat waarin de auto zich bevindt bij de inbeslagneming vast te leggen verdient het aanbeveling daarvan foto's te maken. Deze auto's kunnen bij eventuele schadeclaims zeer nuttig zijn…”

4. Handboek Werkinstructie Domeinen Roerende Zaken

“…Taxaties

Voor de onderstaande goederen bepaalt de waarde van het goed het vervolgtraject

1) auto's:

is de auto minder dan € 454,- waard dan kan de auto direct vernietigd worden;

als de auto tussen de € 454,- en de € 2269,- waard is dan moet de auto eerst drie maanden bewaard worden, als er in deze 3 maanden geen Opdracht tot Bewaring van het parket komt dan kan de auto na afloop van de 3 maanden verkocht worden;

auto's met een waarde groter dan € 2269,- moeten bewaard worden totdat er een uitspraak volgt of totdat de bewaartermijn verstreken is (zie bewaartermijnen)

Bij de waardebepaling van een auto moet alles wat vast aan/in de auto zit worden meegerekend. De aanwezigheid van lichtmetalen velgen of een autoradio verhoogt dus de waarde van de auto.

(…)

Ophalen motorvoertuigen

Motorvoertuigen met een waarde tot € 454,- (sloopauto's) gaan direct van het politiebureau naar de sloper. De regio-eenheid ontvangt een vrijwaringbewijs voor de auto van de sloper. Motorvoertuigen met een waarde groter dan € 454,- worden door de regio eenheden bij de politiebureau's opgehaald.

Alle motorvoertuigen (dus ook de sloopauto's) moeten door een medewerker van DRZ gefotografeerd en getaxeerd worden (minstens 1 foto van de achterkant en 1 foto van de voorkant, duidelijk zichtbare schade moet apart worden gefotografeerd). Bij het taxeren moet een opnameformulier gebruikt worden.

Motorvoertuigen moeten door de politie leeg worden aangeleverd. Dat wil zeggen zonder persoonlijke eigendommem zoals bijvoorbeeld cd's, tassen, kledingstukken.

Als er nog persoonlijke eigendommen in de auto's aanwezig zijn moeten die door de politie uit de auto gehaald worden voordat de auto door DRZ wordt meegenomen…”

5. Toetsing door de Nationale ombudsman van een klacht over een beslissing van een bestuursorgaan tot gehele of gedeeltelijke afwijzing van een aanvraag om schadevergoeding.

In het geval van een klacht over een besluit van een bestuursorgaan tot (gedeeltelijke) afwijzing van een verzoek om schadevergoeding dat kan worden onderworpen aan het oordeel van de bestuursrechter is de Nationale ombudsman niet bevoegd.

Staat bij zo'n klacht de weg naar de bestuursrechter niet open, zodat de Nationale ombudsman ter zake wel bevoegd is, dan stelt de Nationale ombudsman zich terughoudend op. In zo'n geval is immers de burgerlijke rechter de instantie die bij uitsluiting bevoegd is om bindend te beslissen over de vraag of, op grond van bepalingen van burgerlijk recht, het betrokken bestuursorgaan is gehouden om de gestelde schade te vergoeden.

Alleen wanneer in zo'n geval naar het oordeel van de Nationale ombudsman de aanspraak van betrokkene op schadevergoeding, gezien de gronden waarop deze aanspraak berust, zo evident juist is dat het betrokken bestuursorgaan niet in redelijkheid tot zijn afwijzende besluit heeft kunnen komen, wordt dat besluit tot weigering van de gevraagde schadevergoeding aangemerkt als een niet-behoorlijke gedraging.

In de overige gevallen gaat de Nationale ombudsman ervan uit dat het in beginsel vrijstaat aan het betrokken bestuursorgaan om te betwisten dat het gehouden is tot het vergoeden van de gestelde schade, en om zich in verband daarmee op het standpunt te stellen dat de vraag naar die gehoudenheid - eventueel - moet worden beantwoord door de burgerlijke rechter. In die gevallen zal er voor de Nationale ombudsman geen reden zijn om het besluit tot weigering van de schadevergoeding aan te merken als een niet-behoorlijke gedraging.

Instantie: Dienst Domeinen Roerende Zaken

Klacht:

Slechts bereid een bedrag van 600 gulden aan schadevergoeding te betalen ter zake van een auto die in 2000 is vernietigd.

Oordeel:

Niet gegrond