Verzoeker klaagt erover dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiermonnikoog, op het moment dat verzoeker zich wendde tot de Nationale ombudsman, niet heeft beslist op zijn klacht van 26 augustus 2002 betreffende (onvoldoende) informatieverstrekking door de gemeente.
Beoordeling
1. Bij brief van 21 juni 2002 vroeg verzoeker het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiermonnikoog waarom de gemeente de aansluiting van de gemeente bij de Nationale ombudsman als externe klachtvoorziening per 1 januari 2002 (zie Achtergrond, onder 1.) niet bekend maakte aan de inwoners van de gemeente door middel van een bericht in een plaatselijk verschijnend blad. Het college deelde verzoeker bij brief van 15 juli 2002 mee dat de gemeente er voor had gekozen om burgers pas te informeren over de mogelijkheid zich met een klacht over de gemeente te wenden tot de Nationale ombudsman, op het moment van afdoen van klachten door de gemeente in de interne klachtprocedure. Hieraan gaf de gemeente de voorkeur boven een eenmalige mededeling of publicatie in een krant.
Op 26 augustus 2002 diende verzoeker een klacht in bij het college van burgemeester en wethouders. Verzoeker stelde dat de gemeente verplicht is tot de door hem voorgestane bekendmaking, op grond van de plicht tot actieve informatieverstrekking, neergelegd in artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur (zie Achtergrond, onder 2.).
Na een bevestiging door het college van de ontvangst van zijn klacht op 29 augustus 2002, vernam verzoeker niets meer van de gemeente en wendde hij zich op 23 oktober 2002 tot de Nationale ombudsman.
2. Verzoeker klaagt erover dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiermonnikoog, op het moment dat verzoeker zich wendde tot de Nationale ombudsman, niet heeft beslist op zijn klacht van 26 augustus 2002.
3. In reactie op de klacht deelde het college mee dat verzoekers bij het college ingediende klacht als gevolg van een interne communicatiefout niet tijdig in behandeling was genomen en dat verzoeker binnen korte termijn zou worden uitgenodigd om zijn klacht mondeling te komen toelichten.
Op 3 januari 2003 besliste het college op verzoekers klacht. Het college deelde verzoeker mee dat zijn klacht aanleiding was geweest voor een nadere afweging en dat in een in de gemeente verschijnend blad alsmede in een huis-aan-huisblad op korte termijn een publicatie zou worden geplaatst, waarin de burgers van de gemeente Schiermonnikoog worden geattendeerd op het besluit van de gemeente om voor de externe klachtvoorziening aan te sluiten bij de Nationale ombudsman. Bedoelde publicatie is geplaatst overeenkomstig de toezegging van het college.
4. Het college is na de bevestiging van verzoekers klacht op 29 augustus 2002 niet overgegaan tot het daadwerkelijk in behandeling nemen van de klacht, althans heeft verzoeker niet geïnformeerd over de behandeling van zijn klacht, totdat verzoeker zich met een klacht daarover wendde tot de Nationale ombudsman. Dit kan niet worden aangemerkt als een behoorlijke klachtbehandeling.
De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiermonnikoog is gegrond.
Met instemming heeft de Nationale ombudsman kennis genomen van de beslissing van de gemeente Schiermonnikoog om de inwoners van de gemeente door middel van een hierboven onder 3. bedoelde publicatie te attenderen op het feit dat de gemeente zich per 1 januari 2002 heeft aangesloten bij de Nationale ombudsman als externe klachtvoorziening.
Onderzoek
Op 23 oktober 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer S. te Schiermonnikoog, met een klacht over een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiermonnikoog.
Naar deze gedraging werd, na ontvangst op 20 november 2002 van enkele door verzoeker naar de Nationale ombudsman op diens verzoek toegestuurde stukken, een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd het college verzocht op de klacht te reageren.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
De reactie van verzoeker gaf aanleiding het verslag aan te vullen.
Het college gaf binnen de gestelde termijn geen inhoudelijke reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Verzoeker schreef het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiermonnikoog op 21 juni 2002 het volgende:
“Als mijn informatie juist is, is de gemeente Schiermonnikoog sinds 1 januari 2002 aangesloten bij de Nationale Ombudsman.
Nu dit op eigen verzoek van B&W is gebeurd, bevreemdt het mij, dat de gemeente dit heugelijke feit niet aan de burgers heeft medegedeeld middels een publicatie in de Dorpsbode. Ik zou dan ook willen weten, of dit alsnog zal gebeuren.”
2. Het college reageerde bij brief van 15 juli 2002:
“Het doet ons genoegen dat u het besluit van de gemeenteraad om voor de externe klachtbehandeling aansluiting te zoeken bij het instituut van de Nationale Ombudsman als heuglijk ervaart.
Alvorens burgers zich met een klacht tot de Nationale Ombudsman kunnen wenden dient een interne door de gemeente af te wikkelen klachtprocedure te worden doorlopen.
Eerst in het geval dat de uitkomst van deze procedure door een burger als onbevredigend wordt ervaren kan men zich met een klacht tot de Nationale Ombudsman wenden.
Bij de beslissing op zijn/haar klacht wordt de klagende burger er door het bestuursorgaan aan wie de klacht is gericht op geattendeerd, dat indien hij/zij het niet eens is met de afwikkeling van zijn/haar klacht hij/zij zich kan wenden tot de Nationale Ombudsman. Ook wordt dan informatie verschaft over de wijze waarop de klacht moet worden ingediend, de adressering etc.
Een soortgelijke procedure wordt gevolgd bij bezwaar- en beroepschriften.
Aan een dergelijke gerichte procedure geven wij de voorkeur boven een éénmalige algemene mdedeling in een krant of een publicatie in de Dorpsbode…”
3. Op 26 augustus 2002 diende verzoeker een klacht in bij het college:
“Omstreeks 24 juni 2002 heb ik u gevraagd, waarom de gemeente Schiermonnikoog de aansluiting bij de Nationale Ombudsman niet bekend maakt aan de Schiermonnikoger bevolking middels een bericht in de Dorpsbode.
In uw antwoord, gaf u aan voor een andere procedure te hebben gekozen, namelijk de burger pas te willen informeren, op het moment van het indienen van een klacht.
Ik ben echter van mening, dat dit niet de juiste procedure is, en ik zou u willen wijzen op artikel 8 van de Wet Openbaarheid van Bestuur, waarin mijn inziens de verplichting is vastgelegd van actieve voorlichting aan de burgers, als het gaat om een goede en democratische bestuursvoering…”
4. Het college bevestigde de ontvangst van verzoekers klacht op 29 augustus 2002.
B. Standpunt verzoeker
Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtformulering onder Klacht.
C. Standpunt college van burgemeester en wethouders van de gemeente schiermonnikoog
1. In reactie op de klacht werd namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiermonnikoog op 27 november 2002 meegedeeld dat verzoekers klacht van 26 augustus 2002 als gevolg van een interne communicatiefout niet tijdig in behandeling was genomen en dat verzoeker binnen korte termijn zou worden uitgenodigd om zijn klacht mondeling te komen toelichten.
2. Op 3 januari 2003 besliste het college van burgemeester en wethouders op verzoekers klacht:
“Uw klacht is voor ons aanleiding geweest voor een nadere afweging. In dat verband hebben wij besloten uw klacht op te vatten als een advies en dit te volgen. In de Dorpsbode zal binnenkort een publicatie worden geplaatst waarin de burgers worden geattendeerd op het door de raad genomen besluit om voor de externe klachtvoorziening aan te sluiten bij het instituut Nationale Ombudsman.
Omdat de Dorpsbode als orgaan van de Vereniging Dorpsbelang alleen wordt verspreid onder de leden van deze vereniging zal de publicatie tevens worden geplaatst in de huis aan huiseditie van de Dockumer Courant.
Wij gaan er van uit dat met de publicatie in de Dorpsbode en de Dockumer Courant de gronden voor uw klacht zijn weggenomen.
Zo dit niet het geval is dan wijzen wij u op de mogelijkheid om uw klacht alsnog voor te leggen aan De Nationale Ombudsman, Postbus 93122, 2509 AC te Den Haag.”
D. reactie verzoeker
Verzoeker liet na ontvangst van het verslag van bevindingen aan de Nationale ombudsman weten dat de hierboven onder C.2. bedoelde publicatie, overeenkomstig de toezegging van het college, was geplaatst
Achtergrond
1. Wet Nationale ombudsman
Artikel 1a, eerste lid:
“Deze wet is van toepassing op de gedragingen van de volgende bestuursorganen:
a. Onze Ministers;
b. bestuursorganen van provincies, gemeenten, waterschappen en gemeenschappelijke
regelingen, die overeenkomstig artikel 1b zijn aangewezen;
c. bestuursorganen aan welke bij of krachtens wettelijk voorschrift een taak met betrekking tot de politie is opgedragen, voor zover het de uitoefening van die taak betreft;
d. bestuursorganen van provincies, gemeenten, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen voor zover het de gedragingen van voor hen werkzame buitengewoon opsporingsambtenaren betreft;
e. andere bestuursorganen, voor zover niet bij algemene maatregel van bestuur uitgezonderd.”
Artikel 1b, voor zover hier van belang:
“1. Bij ministerieel besluit worden de bestuursorganen van provincies, gemeenten,
waterschappen en gemeenschappelijke regelingen aangewezen, waarop deze wet van
toepassing is.
2. Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid geschiedt door Onze Minister van Binnenlandse Zaken op verzoek van het bestuur van de desbetreffende provincie, gemeente, gemeenschappelijke regeling of het desbetreffende waterschap.
(…)
4. De aanwijzing van de daarvoor in aanmerking komende bestuursorganen geschiedt telkens met ingang van 1 januari van het desbetreffende jaar…”
2. Wet openbaarheid van bestuur
Artikel 8, opgenomen in hoofdstuk IV “Informatie uit eigen beweging”:
“1. Het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat, verschaft uit eigen beweging informatie over het beleid, de voorbereiding en de uitvoering daaronder begrepen, zodra dat in het belang is van een goede en democratische bestuursvoering.
2. Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat de informatie wordt verschaft in begrijpelijke vorm, op zodanige wijze, dat belanghebbende en belangstellende burgers zoveel mogelijk worden bereikt en op zodanige tijdstippen, dat deze hun inzichten tijdig ter kennis van het bestuursorgaan kunnen brengen.”