1999/229

Rapport
Op 2 juli 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer Z. te Barger Compascuum, met een klacht over een gedraging van de Belastingdienst/Centraal bureau motorrijtuigenbelasting te Apeldoorn. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Financi n, werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker klaagt erover dat hij zijn openstaande rekeningen motorrijtuigenbelasting over de periode april 1995 tot en met april 1998 moet betalen, terwijl hij al in 1995 en in 1996 heeft geprobeerd schorsing van zijn kentekenbewijs te verkrijgen, hetgeen echter door de Belastingdienst/Centraal bureau motorrijtuigenbelasting niet kon worden verwerkt.

Achtergrond

Op 1 april 1995 is de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 in werking getreden. De essentie van het systeem van deze wet is dat voor personenauto's, bestelauto's tot en met een toegestane massa van 3500 kg en motorrijwielen de belastingplicht automatisch voortvloeit uit het op naam gesteld zijn van het kentekenbewijs (inschrijven in het kentekenregister van de Dienst Wegverkeer (RDW)). Anders gezegd: de belastingplicht hangt samen met het houderschap. Zolang een motorrijtuig in het kentekenregister van de RDW voorkomt, moet in beginsel motorrijtuigenbelasting worden voldaan, ongeacht of met het motorrijtuig gebruik wordt gemaakt van de openbare weg. Binnen het systeem van de wet bestaat de mogelijkheid de geldigheid van het kenteken tijdelijk te schorsen indien het motorrijtuig voor langere tijd niet wordt gebruikt. Hierdoor wordt men tijdelijk ontheven van diverse wettelijke verplichtingen die bestaan met betrekking tot het motorrijtuig, waaronder de verplichting tot het betalen van motorrijtuigenbelasting. Tijdens de schorsing mag het motorrijtuig niet op de openbare weg komen. Aan een schorsing zijn kosten verbonden. Deze worden aan de houder berekend. Een schorsingsverzoek kan alleen aan de RDW worden gedaan.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de Belastingdienst/Centraal bureau motorrijtuigenbelasting te Apeldoorn verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werd een specifieke vraag gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reactie van de Belastingdienst/Centraal bureau motorrijtuigenbelasting gaf aanleiding het verslag aan te vullen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A.       FEITEN1. Verzoeker was op het moment van het in werking treden van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (1 april 1995) eigenaar (en houder) van een personenauto met kenteken X, uitgegeven 21 juni 1974. Verzoeker voldeed op 1 april 1995 op aangifte een bedrag van f 163 motorrijtuigenbelasting voor deze auto.2. Naar aanleiding van verzoekers betaling deelde de Belastingdienst/Centraal bureau motorrijtuigenbelasting (hierna: het Cbm) verzoeker bij brief van 19 april 1995 onder meer het volgende mee:"...U heeft onlangs motorrijtuigenbelasting betaald over tijdvak 1 april 1995. Wij kunnen deze betaling helaas niet verwerken en storten uw geld per omgaande terug op de rekening waar het vandaan kwam. (...) De reden dat wij uw betaling terugstorten is: de invoering van de nieuwe Wet op de motorrijtuigenbelasting per 1 april 1995. Een gevolg van deze wet is dat u belasting gaat betalen over andere tijdvakken dan u gewend was. Onze administratie is daarop al ingericht. Betalingen volgens de oude Wet kunnen wij niet meer verwerken. Het terugstorten van uw betaling heeft natuurlijk geen gevolgen voor u. U ontvangt binnenkort een rekening volgens de nieuwe regels met een korte uitleg over de nieuwe Wet. Als u die binnen de gestelde termijn betaalt, heeft u aan uw verplichtingen voldaan. Voor het ontstane ongemak bied ik u mijn verontschuldigingen aan..." 3. Bij brief van 22 april 1998 informeerde het Cbm verzoeker als volgt:"...De afgelopen periode heeft u geen rekeningen gekregen voor het betalen van de motorrijtuigenbelasting voor uw motorrijtuig met het kenteken X. Misschien heeft u hierover al contact opgenomen met ons. Binnenkort ontvangt u de rekeningen over de afgelopen periode. Per 1 april 1995 is de nieuwe Wet op de motorrijtuigenbelasting in werking getreden. Sindsdien hangt de belastingplicht voor personenauto's en bestelauto's af van het 'houderschap' van de auto en niet meer van het weggebruik. Dit betekent dat u motorrijtuigenbelasting verschuldigd bent zodra het motorrijtuig op uw naam is ingeschreven in het kentekenregister van de RDW Centrum voor voertuigtechniek en informatie. De RDW geeft dagelijks de actuele en gewijzigde gegevens door. Aan de hand hiervan maken wij de rekeningen op. De reden waarom u tot nu toe geen rekeningen heeft ontvangen is dat wij op 1 april 1995 ook zijn overgegaan op een nieuw computersysteem. In dit systeem was er voor een aantal motorrijtuigen onvoldoende informatie beschikbaar. De oorzaak hiervan was dat de koppeling met het bestand van de RDW niet altijd goed tot stand kwam. Hierdoor was het onmogelijk om direct een rekening op te maken. Dit gold ook voor uw motorrijtuig. Op dit moment is alle informatie beschikbaar. Wij kunnen nu dus ook voor uw motorrijtuig rekeningen opmaken. Omdat het lang heeft geduurd voordat u deze rekeningen krijgt, heeft u uiteraard ook meer tijd om deze te betalen. We wijken daarom af van de gebruikelijke betalingstermijn van 30 dagen. Op de rekeningen staat vermeld voor welke datum u het verschuldigde bedrag normaal moet betalen. Bij deze datum mag u nog twee maanden optellen. Als u vragen heeft, kunt u contact met ons opnemen. Het adres en telefoonnummer staan bovenaan deze brief. Voor de gang van zaken bied ik u mijn verontschuldigingen aan..." 4. In reactie op deze brief schreef verzoeker op 21 mei 1998 aan het Cbm:"...Vanaf 1 april 1995 heb ik de nieuwe wet op de motorrijtuigen toegepast. Wat inhoudelijk betekent dat je als houderschap belastingplicht hebt. Gezien de auto waarvan ik de houderschap heb, kenteken X, uitgegeven 21-06-74, als klassieker staat opgestald heb ik schorsing aangevraagd. Het door mij gestorte bedrag werd niet door uw instantie ingenomen en op mijn rekening teruggestort met de mededeling (dat u, N.o.) het door mij gestorte bedrag niet kan verwerken. Omdat in uw systeem onvoldoende gegevens/inform. beschikbaar was. Ik heb alsnog contact opgenomen met uw instantie en gesproken met uw heer W. Hij verzekerde mij als er voldoende informatie was zou ik bericht ontvangen. Gezien het probleem jullie zijds zou het voor mij geen gevolgen hebben. Een jaar later, 1996, heb ik nogmaals geprobeerd een schorsing uit te voeren en kreeg het zelfde antwoord als bij de eerste schorsing. Ik ben echt overstuur en teleurgesteld op de wijze van uw handelen. Ik heb mijns inziens aan alle verplichtingen voldaan, zoals de nieuwe wet houderschap inhoudt. En nu verplicht u mij met terugwerkende kracht alle belastinggelden alsnog te voldoen. Een ieder in Nederland behoort aan zijn belastingplicht te voldoen, laat dat duidelijk zijn. Maar een auto die staat opgestald, waar schorsing voor wordt aangevraagd, wat niet door U kan worden afgehandeld. Kan toch niet zo zijn dat U mij het volledige belastinggelden laat betalen. Terwijl u mijn schorsing aanvraag niet honoreert. Het probleem ligt toch bij U. U kunt mij niet straffen voor uw probleem..." 5. Het Cbm reageerde op 15 juni 1998 als volgt op verzoekers brief:"...In uw brief van 21 mei 1998 schrijft u dat u bezwaar maakt tegen de rekening(en) die u van ons ontving over de afgelopen periode. U stelt dat de oorzaak van de achterstallige rekening(en) ligt bij het Centraal bureau motorrijtuigenbelasting (CBM) en dat u daarom de rekening(en) niet zou hoeven te betalen. De achterstand in de verzending van rekeningen is te wijten aan technische storingen binnen het CBM. Dit heeft echter niet tot gevolg dat de rekeningen daarmee komen te vervallen. Volgens de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 bent u motorrijtuigenbelasting verschuldigd zodra een voertuig op uw naam is ingeschreven in het kentekenregister van de RDW Centrum voor voertuigtechniek en informatie. U staat als houder van het motorrijtuig met kenteken X geregistreerd. Dit wordt door u niet betwist. U bent dus ook belastingplichtig voor dat motorrijtuig zolang u als houder in het kentekenregister bent ingeschreven. De rekening(en) die betrekking heeft op de betaling van de motorrijtuigenbelasting heeft in uw geval een tijd op zich laten wachten. Desondanks kunt u niet stellen dat u deze rekening(en) niet zou hoeven te betalen: u was immers houder van het motorrijtuig. Gesteld kan worden dat u geen financieel nadeel heeft ondervonden van het feit dat u nu pas hoeft te betalen over de afgelopen periode. Achteraf is uiteraard niet meer na te gaan wat er exact door beide partijen is gezegd. Vragen en antwoorden worden door de ontvangende partij op ieders wijze ge nterpreteerd. Uit een door mij ingesteld onderzoek is ook verder niet gebleken dat aan u een concrete toezegging is gedaan met betrekking tot het niet verzenden van rekeningen motorrijtuigenbelasting over al verstreken perioden. Ik adviseer u daarom, om eventuele naheffingsaanslagen te voorkomen, de rekening(en) toch te betalen. Ik merk nog op dat u schorsing van het kentekenbewijs kunt aanvragen bij de grotere postkantoren en niet bij de Belastingdienst..."6. In zijn reactie op deze brief benadrukte verzoeker bij schrijven van 28 juni 1998 dat hij van mening is dat het Cbm de achterstallige rekeningen van de motorrijtuigenbelasting niet kan heffen. Verzoeker gaf aan dat betaling van schorsing(skosten) bespreekbaar zou zijn voor hem. Verzoeker merkte voorts nog op er mee bekend te zijn dat schorsing van het kentekenbewijs bij het postkantoor kan worden aangevraagd en deelde mee zijn verzoeken om schorsing ook daar te hebben gedaan.7. Naar aanleiding van verzoekers reactie berichtte het Cbm hem dat de behandeling van zijn brief nader (telefonisch) overleg vereiste. In een daarop volgend telefoongesprek ging verzoeker niet in op het voorstel van het Cbm om de betaling uit te strijken over het gehele jaar tot en met december 1998.B.       STANDPUNT VERZOEKERVoor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtformulering onder

Klacht

en naar de onder A. FEITEN opgenomen brieven van verzoeker van 21 mei 1998 en 28 juni 1998.C.       STANDPUNT BELASTINGDIENST/CENTRAAL BUREAU MOTORRIJTUIGENBELASTINGIn reactie op de klacht deelde het Cbm onder meer het volgende mee:"Inhoud van de klacht (Verzoeker, N.o.) beklaagt zich over de begin augustus 1998 ontvangen achterstallige rekeningen motorrijtuigenbelasting. Dit ondanks een tweetal ondernomen pogingen het kentekenbewijs te laten schorsen, hetgeen door het CBM niet kon worden verwerkt. Historische achtergrond Sinds de op 1 april 1995 ingevoerde Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, is motorrijtuigenbelasting verschuldigd door het op naam hebben/stellen van het kentekenbewijs. Wordt het kenteken geschorst dan is gedurende de periode van schorsing geen motorrijtuigenbelasting verschuldigd. Gang van zaken op het CBM inzake klagers probleem In april 1995 is door verzoeker een bedrag van f 163 motorrijtuigenbelasting op aangifte voldaan (...). Dit betrof het driemaandstarief zoals dit op 1 april 1995 gold voor het betreffende motorrijtuig (...). In de brief van 19 april 1995 is aan belanghebbende uitgelegd dat de betaling niet kon worden verwerkt, waarna terugbetaling heeft plaatsgevonden. Met dagtekening 22 april 1995 is belanghebbende schriftelijk ge nformeerd over de oorzaak van de ontstane vertraging in de verzending van rekeningen motorrijtuigenbelasting en bij brief van 15 juni 1998 heeft het CBM gereageerd op verzoekers brief van 21 mei 1998.

Reactie op de klacht De begin april 1995 gedane betaling van f 163 betrof de reguliere belasting voor een driemaandstijdvak. Uit niets blijkt dat verzoeker hiermee heeft gepoogd het kenteken te schorsen. Alle zaken betreffende een kentekenbewijs, waaronder het schorsen, vallen overigens binnen de competentie van de RDW Centrum voor voertuigtechniek en Informatie te Veendam. De feitelijke handelingen aangaande het schorsen vinden plaats op de grotere postkantoren. Het CBM staat hier volledig buiten. De invoering van de huidige Wet op de motorrijtuigenbelasting is gepaard gegaan met een uitvoerige publiciteitscampagne waarbij ook nadrukkelijk is verwezen naar de aanwezige brochures bij postkantoor en bibliotheek. De achterstallige motorrijtuigenbelasting is vanaf 21 juni 1996 in rekening gebracht. Hierdoor geniet verzoeker een voordeel over de periode 1 april 1995 t/m 20 juni 1996. Per 15 juni 1998 is het kentekenbewijs van de auto (kenteken X) door verzoeker geschorst. Conclusie Verzoeker is zelf verantwoordelijk voor tijdige schorsing van het kentekenbewijs. De achterstallige rekeningen motorrijtuigenbelasting worden derhalve niet ongedaan gemaakt..."

D.       NADERE INFORMATIE VERZOEKERDaarnaar gevraagd, gaf verzoeker aan dat zijn eerste poging om op het postkantoor het kentekenbewijs te schorsen waarschijnlijk had plaatsgevonden in de periode april/mei/ juni 1995 en dat hij een tweede poging had gedaan in 1996 in dezelfde periode. Het postkantoor kon het kentekenbewijs niet schorsen omdat de auto niet in het systeem zat, aldus verzoeker. Volgens verzoeker had het Cbm hem verwezen naar de Dienst Wegverkeer (RDW), omdat daar de fout zou zitten, en had de RDW hem meegedeeld dat de auto wel was ingeschreven bij de RDW en dat de fout bij het Cbm zat.E.       INFORMATIE DIENST WEGVERVOER (RDW) ZOETERMEERNavraag door een medewerker van het Bureau Nationale ombudsman bij de RDW Zoetermeer leerde dat de RDW niet meer kan achterhalen of er in 1995 en 1996 periodes waren waarin de geldigheid van een kentekenbewijs niet kon worden geschorst. Alleen indien een exacte datum van het verzoek om schorsing bekend is, zou dit kunnen worden nagegaan. Volgens de RDW Zoetermeer is bij de betreffende afdeling niets bekend van een technische storing in 1995 en 1996 bij het schorsen van kentekens. Van een algemeen probleem was in ieder geval geen sprake geweest.F.       REACTIE BELASTINGDIENST/CENTRAAL BUREAU MOTOR-RIJTUIGENBELASTING OP HET VERSLAG VAN BEVINDINGENIn reactie op de nadere informatie van verzoeker (zie hierboven onder D.) liet het Cbm weten dat verzoekers auto in de betreffende periode niet in het systeem van de motorrijtuigenbelasting zat, maar - gezien het kentekenbewijs - wel in het systeem van de RDW. Het Cbm gaf aan dat het feit dat een auto niet in het systeem van het Cbm zit, los staat van de mogelijkheid het kentekenbewijs op het postkantoor te schorsen. Wanneer iemand in het bezit is van een kentekenbewijs kan hij dit zonder meer op het (grotere) postkantoor schorsen. De schorsingsprocedure loopt via het postkantoor. De loketbeamte speelt het verzoek om schorsing van het kentekenbewijs door aan de RDW te Veendam. Als bewijs van schorsing wordt op het kentekenbewijs de aantekening geplaatst dat het kentekenbewijs is geschorst. Wanneer de RDW de schorsing heeft verwerkt, krijgt het Cbm automatisch bericht dat het kentekenbewijs is geschorst en per welke datum schorsing is verleend. Het Cbm gaf in zijn reactie voorts aan dat uit onderzoek door een systeemtechnicus is gebleken dat in de periode januari 1995 tot april 1998 bij het Cbm geen elektronisch signaal van de RDW is ontvangen dat het betreffende kenteken is geschorst. Het Cbm heeft v r april 1998 nooit een schorsingsbericht van de RDW ontvangen. Het Cbm verklaarde in dit verband voorts dat mocht verzoeker met betrekking tot de periode januari 1995 tot april 1998 ofwel een bewijs van betaling van de schorsing kunnen overleggen ofwel de schorsingsaantekening op het kentekenbewijs kunnen tonen, het Cbm alsnog zal uitgaan van schorsing van het kentekenbewijs vanaf de datum zoals die uit bedoelde stukken zal zijn gebleken.

Beoordeling

1. Verzoeker is eigenaar (en houder) van een personenauto met kenteken X. Op grond van de op 1 april 1995 in werking getreden Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 was hij vanaf 1 april 1995 motorrijtuigenbelasting voor deze auto verschuldigd. Dit vloeide voort uit zijn houderschap en het feit dat de geldigheid van het kenteken (en daarmee de belastingplicht) niet was geschorst. Het Cbm was dan ook in beginsel gerechtigd de motorrijtuigenbelasting vanaf 1 april 1995 in rekening te brengen. De opgetreden vertraging in de verzending van rekeningen kan daar niet aan afdoen.2. Verzoeker betwist niet dat hij per 1 april 1995 voor bedoelde auto formeel motorrijtuigenbelasting was verschuldigd. Hij vindt het echter niet juist dat het Cbm (alle) achterstallige termijnen aan motorrijtuigenbelasting daadwerkelijk invordert. Verzoeker voert hiertoe (met name) aan dat hij in 1995 en 1996 twee maal op het postkantoor heeft geprobeerd het kentekenbewijs te schorsen. Dit lukte volgens verzoeker niet als gevolg van technische storingen bij het Cbm.3. Niet is komen vast te staan wat er de oorzaak van is geweest dat verzoeker de geldigheid van het kentekenbewijs voor bedoelde auto in 1995 en 1996 niet heeft kunnen schorsen. Evenmin is komen vast te staan dat verzoekers vergeefse pogingen tot schorsing - welke schorsing overigens slechts kan worden verleend door de Dienst Wegverkeer - te wijten waren aan (technische problemen bij) het Cbm, of anderszins aan die instantie moeten worden toegerekend. Gelet daarop, is het niet onjuist dat het Cbm heeft volhard in het in rekening brengen van de voor verzoekers auto met kenteken X verschuldigde motorrijtuigenbelasting. Daarbij wordt nog opgemerkt dat het Cbm de achterstallige motorrijtuigenbelasting pas vanaf 21 juni 1996 en niet vanaf 1 april 1995 aan verzoeker in rekening heeft gebracht. De onderzochte gedraging is dan ook behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van de Belastingdienst/Centraal bureau motorrijtuigenbelasting, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Financi n, is niet gegrond.

Instantie: Belastingdienst/Centraal bureau motorrijtuigenbelasting

Klacht:

Verzoeker moet openstaande rekeningen motorrijtuigenbelasting betalen, terwijl hij al in 1995 en 1996 heeft geprobeerd schorsing van zijn kentekenbewijs te krijgen.

Oordeel:

Niet gegrond