Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Noord-Holland Noord verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd de betrokken ambtenaar de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Tijdens het onderzoek kregen betrokkenen de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd informatie ingewonnen bij het parket van de procureur-generaal te Amsterdam. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingengestuurd aan betrokkenen. De beheerder van het regionale politiekorps Noord-Holland-Noord deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De reactie van verzoeker gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen of aan te vullen.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A. Feiten1. Op 23 en 25 november 1992 namen ambtenaren van het toenmalige korps Rijkspolitie, groep Westerkoggenland, diverse administratieve bescheiden bij verzoeker in beslag in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. De politie maakte ter zake kennisgevingen van inbeslagname op, die onderdeel waren van het in de zaak opgemaakte proces-verbaal.2. Vanaf februari 1994 correspondeerde verzoeker regelmatig met het parket van de procureur-generaal te Amsterdam en het arrondissementsparket te Alkmaar. Hij verzocht in zijn brieven om teruggave van de in beslaggenomen goederen.3. Naar aanleiding van een brief van verzoeker van 25 oktober 1996 aan het arrondissementsparket te Alkmaar liet een beslagmedewerkster van dat parket verzoeker bij brief van 16 december 1996 onder meer het volgende weten:"Op 31 oktober jl. heb ik direct uw zaak opgevraagd bij het gerechtshof in Amsterdam. Na ontvangst op 15 november jl. heb ik inderdaad de beslagstukken aangetroffen in het dossier. Het gerechtshof had op 20 december 1995 ook een beslissing moeten nemen over de in beslaggenomen goederen. Nu heb ik de zaak met het verzoek om alsnog een beslissing te nemen over uw spullen naar de beslagmedewerker T. (van het parket van de procureur-generaal te Amsterdam; N.o.) toegestuurd..."B.Standpunt verzoeker Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder KLACHT.C.Standpunt beheerder regionaal politiekorps Noord-Holland Noord 1. In zijn reactie op de klacht deelde de korpsbeheerder onder meer het volgende mee:"Uit het naar aanleiding van de klacht ingestelde onderzoek is gebleken dat in het kader van een strafrechtelijk onderzoek inzake oplichting en valsheid in geschrift op 23 en 25 november 1992 bij de heer V. (verzoeker; N.o.), wonende te H., een aantal goederen in beslag werden genomen. Voor wat betreft een opgave van de in beslaggenomen goederen moge ik u verwijzen naar bijgaand proces-verbaal van verhoor, opgemaakt door de hoofdinspecteur van politie D.(...). De goederen werden in beslaggenomen door de heer W., toentertijd werkzaam als groepsrechercheur bij de rijkspolitie, groep Westerkoggenland. Een kennisgeving van inbeslagneming betreffende de in beslaggenomen voorwerpen werd bij het proces-verbaal gevoegd dat werd ingestuurd bij de officier van justitie te Alkmaar. De in beslaggenomen voorwerpen werden conform het Wetboek van Strafvordering ter beschikking gesteld van de groepscommandant der rijkspolitie en in afwachting van de beslissing van de officier van justitie gedeponeerd aan het groepsbureau te Ursem. In het kader van de reorganisatie van de politie in 1993 ging de groep der rijkspolitie Westerkoggenland op in de regiopolitie Noord-Holland Noord, district West-Friesland west, waarvan het districtsbureau is gevestigd te Hoorn. Het politiebureau te Ursem ging vanaf dat moment fungeren als postbureau van het district West-Friesland west. Ten gevolge van de reorganisatie ging de heer W. zijn werkzaamheden verrichten vanuit het districtsbureau te Hoorn. Ook de heer H., de toenmalige commandant van de groep Westerkoggenland ging zijn werkzaamheden verrichten vanuit dit districtsbureau. Op 1 januari 1994 werd de heer W. overgeplaatst naar de divisie Criminaliteitsbestrijding te Alkmaar. Na de reorganisatie werd de politieadministratie van de groep Westerkoggenland medio januari 1996 overgebracht vanaf het voormalige rijkspolitiegroepsbureau naar het districtsbureau te Hoorn. Omstreeks oktober 1997 kreeg de heer W. voor het eerst een verzoek om een onderzoek te doen naar de bedoelde inbeslaggenomen goederen. De goederen werden door hem noch op het postbureau te Ursem noch op het districtsbureau te Hoorn aangetroffen. Ook de heer H. kon niet aangeven waar de goederen zich bevonden. Een intern onderzoek, door de medewerkers belast met de bewaring van inbeslaggenomen voorwerpen, naar de goederen leverde geen positief resultaat op. De administratie betreffende deze voorwerpen werd eveneens niet teruggevonden. Op 11 mei 1998 werd het bureau te Ursem als politiebureau buiten gebruik gesteld; op 2 juni 1998 werd het pand overgedragen aan de
nieuwe eigenaar. Voor de overdracht van het pand werd het geheel ontruimd. De betreffende goederen werden daarbij niet aangetroffen. Gelet op de bijlagen bij de brief van de heer V. is het voor mij maar de vraag of de vermissing van de goederen aan de politie is toe te rekenen. Reeds op 10 februari 1994 heeft de heer V. middels zijn advocaat de officier van justitie te Alkmaar de teruggave van de bij hem in beslaggenomen goederen verzocht. Uit bladzijde 2 van de brief van de heer V. krijg ik de indruk dat de beslagmedewerkster van het parket te Alkmaar 'de stukken op 15 november 1996 heeft ontvangen en de in beslaggenomen goederen HEEFT AANGETROFFEN' en dat de 'spullen' alsnog naar het gerechtshof te Amsterdam zijn gezonden. Overigens wil ik nog een reactie geven op de passage in de brief van de heer V. dat de in beslaggenomen goederen, buiten de emotionele waarde, een geldelijke waarde vertegenwoordigen van ruim f 100.000,- en onvervangbaar zijn. Naar de mening van de heer W. hadden de goederen, voornamelijk administratieve bescheiden, een minimale waarde."2. Bij de reactie van de korpsbeheerder waren twee processen-verbaal gevoegd van hoofdinspecteur D. van het regionaal politiekorps Noord-Holland Noord. De inhoud van die processen-verbaal is globaal weergegeven in de brief van de korpsbeheerder.D.Reactie betrokken ambtenaar In zijn reactie op de klacht deelde brigadier W. van het regionale politiekorps Noord-Holland Noord mee dat de op 23 november 1992 bij verzoeker in beslaggenomen goederen ter beschikking waren gebleven van de toenmalige groepscommandant van de rijkspolitie Westerkoggenland. Naspeuringen naar waar die goederen gebleven waren, hadden geen resultaat gehad. De op 25 november 1992 in beslaggenomen stukken waren indertijd bij het proces-verbaal ingezonden.E.Nadere informatie van het arrondissementsparket te Alkmaar en parket van de procureur-generaal te Amsterdam1. Naar aanleiding van de reactie van de beheerder van het regionale politiekorps Noord-Holland Noord en de betrokken ambtenaar, nam een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman contact op met het arrondissementsparket te Alkmaar en het parket van de procureur-generaal te Amsterdam.
2. De beslagmedewerkster van het arrondissementsparket deelde mee dat zij met de term beslagstukken in haar brief van 16 december 1996 niet had gedoeld op de in beslaggenomen goederen zelf, maar alleen op de formulieren die betrekking hadden op de inbeslagname. Zij wist het niet helemaal zeker, maar zij ging ervan uit dat zij alleen laatstbedoelde formulieren in het dossier had aangetroffen. Het dossier verbleef bij het gerechtshof te Amsterdam.3. Een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman verzocht een medewerker van het parket van de procureur-generaal te Amsterdam daarop om na te gaan of de op 25 november 1992 in beslaggenomen stukken zich nog in het dossier van de strafzaak bevonden. Op 23 oktober 1998 liet de parketmedewerker weten dat de genoemde stukken zich inderdaad in het dossier hadden bevonden. Inmiddels waren de stukken bij brief van 23 oktober 1998 aan verzoeker teruggezonden.