1998/544

Rapport
Op 12 januari 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer V. te Hoogwoud, met aanvankelijk een klacht over een gedraging van het parket van de procureur-generaal bij het gerechtshof te Amsterdam. Verzoeker klaagde erover dat het parket van de procureur-generaal te Amsterdam tot dan toe niet had gereageerd op zijn brieven van 7 mei 1997 en 5 november 1997 waarin hij om teruggave had verzocht van de in november 1992 bij hem in beslaggenomen goederen. Naar aanleiding van deze klacht nam een medewerkster van Bureau Nationale ombudsman contact op met het parket van de procureur-generaal met de vraag of in deze zaak een oplossing in het vooruitzicht kon worden gesteld. Uit de ingewonnen informatie bleek vervolgens dat het parket van de procureur-generaal het arrondissementsparket te Alkmaar op 7 augustus 1997 had bericht dat de in 1992 bij verzoeker in beslaggenomen goederen aan hem moesten worden teruggegeven. Vervolgens had het arrondissementsparket te Alkmaar op 3 september 1997 en 3 oktober 1997 een last tot teruggave gestuurd aan het regionale politiekorps Noord-Holland Noord, die de goederen onder haar hoede had. De politie had echter meegedeeld dat de betreffende goederen onvindbaar waren. Nadat verzoeker ter zake was ge nformeerd verzocht hij de Nationale ombudsman om een onderzoek in te stellen naar de gedraging van de politie. Aan dat verzoek werd gevolg gegeven. De gedraging van het regionale politiekorps Noord-Holland Noord, wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van dat korps, de burgemeester van Alkmaar. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Noord-Holland Noord niet in staat is gebleken de in november 1992 bij hem in beslaggenomen goederen aan hem terug te geven, aangezien deze onvindbaar zijn.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Noord-Holland Noord verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd de betrokken ambtenaar de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Tijdens het onderzoek kregen betrokkenen de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd informatie ingewonnen bij het parket van de procureur-generaal te Amsterdam. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen

gestuurd aan betrokkenen. De beheerder van het regionale politiekorps Noord-Holland-Noord deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De reactie van verzoeker gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen of aan te vullen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A. Feiten1. Op 23 en 25 november 1992 namen ambtenaren van het toenmalige korps Rijkspolitie, groep Westerkoggenland, diverse administratieve bescheiden bij verzoeker in beslag in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. De politie maakte ter zake kennisgevingen van inbeslagname op, die onderdeel waren van het in de zaak opgemaakte proces-verbaal.2. Vanaf februari 1994 correspondeerde verzoeker regelmatig met het parket van de procureur-generaal te Amsterdam en het arrondissementsparket te Alkmaar. Hij verzocht in zijn brieven om teruggave van de in beslaggenomen goederen.3. Naar aanleiding van een brief van verzoeker van 25 oktober 1996 aan het arrondissementsparket te Alkmaar liet een beslagmedewerkster van dat parket verzoeker bij brief van 16 december 1996 onder meer het volgende weten:"Op 31 oktober jl. heb ik direct uw zaak opgevraagd bij het gerechtshof in Amsterdam. Na ontvangst op 15 november jl. heb ik inderdaad de beslagstukken aangetroffen in het dossier. Het gerechtshof had op 20 december 1995 ook een beslissing moeten nemen over de in beslaggenomen goederen. Nu heb ik de zaak met het verzoek om alsnog een beslissing te nemen over uw spullen naar de beslagmedewerker T. (van het parket van de procureur-generaal te Amsterdam; N.o.) toegestuurd..."B.Standpunt verzoeker Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder KLACHT.C.Standpunt beheerder regionaal politiekorps Noord-Holland Noord 1. In zijn reactie op de klacht deelde de korpsbeheerder onder meer het volgende mee:

"Uit het naar aanleiding van de klacht ingestelde onderzoek is gebleken dat in het kader van een strafrechtelijk onderzoek inzake oplichting en valsheid in geschrift op 23 en 25 november 1992 bij de heer V. (verzoeker; N.o.), wonende te H., een aantal goederen in beslag werden genomen. Voor wat betreft een opgave van de in beslaggenomen goederen moge ik u verwijzen naar bijgaand proces-verbaal van verhoor, opgemaakt door de hoofdinspecteur van politie D.(...). De goederen werden in beslaggenomen door de heer W., toentertijd werkzaam als groepsrechercheur bij de rijkspolitie, groep Westerkoggenland. Een kennisgeving van inbeslagneming betreffende de in beslaggenomen voorwerpen werd bij het proces-verbaal gevoegd dat werd ingestuurd bij de officier van justitie te Alkmaar. De in beslaggenomen voorwerpen werden conform het Wetboek van Strafvordering ter beschikking gesteld van de groepscommandant der rijkspolitie en in afwachting van de beslissing van de officier van justitie gedeponeerd aan het groepsbureau te Ursem. In het kader van de reorganisatie van de politie in 1993 ging de groep der rijkspolitie Westerkoggenland op in de regiopolitie Noord-Holland Noord, district West-Friesland west, waarvan het districtsbureau is gevestigd te Hoorn. Het politiebureau te Ursem ging vanaf dat moment fungeren als postbureau van het district West-Friesland west. Ten gevolge van de reorganisatie ging de heer W. zijn werkzaamheden verrichten vanuit het districtsbureau te Hoorn. Ook de heer H., de toenmalige commandant van de groep Westerkoggenland ging zijn werkzaamheden verrichten vanuit dit districtsbureau. Op 1 januari 1994 werd de heer W. overgeplaatst naar de divisie Criminaliteitsbestrijding te Alkmaar. Na de reorganisatie werd de politieadministratie van de groep Westerkoggenland medio januari 1996 overgebracht vanaf het voormalige rijkspolitiegroepsbureau naar het districtsbureau te Hoorn. Omstreeks oktober 1997 kreeg de heer W. voor het eerst een verzoek om een onderzoek te doen naar de bedoelde inbeslaggenomen goederen. De goederen werden door hem noch op het postbureau te Ursem noch op het districtsbureau te Hoorn aangetroffen. Ook de heer H. kon niet aangeven waar de goederen zich bevonden. Een intern onderzoek, door de medewerkers belast met de bewaring van inbeslaggenomen voorwerpen, naar de goederen leverde geen positief resultaat op. De administratie betreffende deze voorwerpen werd eveneens niet teruggevonden. Op 11 mei 1998 werd het bureau te Ursem als politiebureau buiten gebruik gesteld; op 2 juni 1998 werd het pand overgedragen aan de

nieuwe eigenaar. Voor de overdracht van het pand werd het geheel ontruimd. De betreffende goederen werden daarbij niet aangetroffen. Gelet op de bijlagen bij de brief van de heer V. is het voor mij maar de vraag of de vermissing van de goederen aan de politie is toe te rekenen. Reeds op 10 februari 1994 heeft de heer V. middels zijn advocaat de officier van justitie te Alkmaar de teruggave van de bij hem in beslaggenomen goederen verzocht. Uit bladzijde 2 van de brief van de heer V. krijg ik de indruk dat de beslagmedewerkster van het parket te Alkmaar 'de stukken op 15 november 1996 heeft ontvangen en de in beslaggenomen goederen HEEFT AANGETROFFEN' en dat de 'spullen' alsnog naar het gerechtshof te Amsterdam zijn gezonden. Overigens wil ik nog een reactie geven op de passage in de brief van de heer V. dat de in beslaggenomen goederen, buiten de emotionele waarde, een geldelijke waarde vertegenwoordigen van ruim f 100.000,- en onvervangbaar zijn. Naar de mening van de heer W. hadden de goederen, voornamelijk administratieve bescheiden, een minimale waarde."2. Bij de reactie van de korpsbeheerder waren twee processen-verbaal gevoegd van hoofdinspecteur D. van het regionaal politiekorps Noord-Holland Noord. De inhoud van die processen-verbaal is globaal weergegeven in de brief van de korpsbeheerder.D.Reactie betrokken ambtenaar In zijn reactie op de klacht deelde brigadier W. van het regionale politiekorps Noord-Holland Noord mee dat de op 23 november 1992 bij verzoeker in beslaggenomen goederen ter beschikking waren gebleven van de toenmalige groepscommandant van de rijkspolitie Westerkoggenland. Naspeuringen naar waar die goederen gebleven waren, hadden geen resultaat gehad. De op 25 november 1992 in beslaggenomen stukken waren indertijd bij het proces-verbaal ingezonden.E.Nadere informatie van het arrondissementsparket te Alkmaar en parket van de procureur-generaal te Amsterdam1. Naar aanleiding van de reactie van de beheerder van het regionale politiekorps Noord-Holland Noord en de betrokken ambtenaar, nam een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman contact op met het arrondissementsparket te Alkmaar en het parket van de procureur-generaal te Amsterdam.

2. De beslagmedewerkster van het arrondissementsparket deelde mee dat zij met de term beslagstukken in haar brief van 16 december 1996 niet had gedoeld op de in beslaggenomen goederen zelf, maar alleen op de formulieren die betrekking hadden op de inbeslagname. Zij wist het niet helemaal zeker, maar zij ging ervan uit dat zij alleen laatstbedoelde formulieren in het dossier had aangetroffen. Het dossier verbleef bij het gerechtshof te Amsterdam.3. Een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman verzocht een medewerker van het parket van de procureur-generaal te Amsterdam daarop om na te gaan of de op 25 november 1992 in beslaggenomen stukken zich nog in het dossier van de strafzaak bevonden. Op 23 oktober 1998 liet de parketmedewerker weten dat de genoemde stukken zich inderdaad in het dossier hadden bevonden. Inmiddels waren de stukken bij brief van 23 oktober 1998 aan verzoeker teruggezonden.

Beoordeling

1. Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Noord-Holland Noord niet in staat is gebleken de in november 1992 bij hem inbeslaggenomen goederen aan hem terug te geven.2. Gebleken is dat op 23 en 25 november 1992 bij verzoeker administratieve bescheiden in beslag zijn genomen in het kader van een strafrechtelijke onderzoek. Verzoeker heeft vanaf februari 1994 getracht deze goederen weer in zijn bezit te krijgen. De goederen die op 25 november 1992 in beslag zijn genomen, zijn tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman boven water gekomen. De stukken bleken zich te bevinden in het strafdossier dat zich bevond in het archief van het parket van de procureur-generaal te Amsterdam. De politie valt ten aanzien deze stukken niets te verwijten. In zoverre is de onderzochte gedraging behoorlijk.3. Ten aanzien van de op 23 november 1992 inbeslaggenomen goederen heeft brigadier W. van het regionale politiekorps Noord-Holland Noord verklaard dat hij deze goederen in 1992 ter beschikking had gesteld van de toenmalige commandant van de groep Westerkoggenland van de rijkspolitie. Naspeuringen in de administratie en het archief van rechtsopvolger van de betrokken rijkspolitiegroep, het regionale politiekorps Noord-Holland Noord, hadden geen resultaat gehad. Gelet op deze bevindingen gaat de Nationale ombudsman ervan uit dat de op 23 november 1992 bij verzoeker inbeslaggenomen bescheiden zijn blijven berusten bij het regionale politiekorps Noord-Holland, Noord maar daar op enig moment zijn zoekgeraakt. Dat is niet juist en getuigt van onvoldoende administratieve nauwkeurigheid bij het beheer van de inbeslaggenomen stukken. De onderzochte gedraging is in zoverre niet behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Noord-Holland Noord, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Noord-Holland Noord (de burgemeester van Alkmaar), is niet gegrond voor zover het betreft de op 25 november 1992 inbeslaggenomen bescheiden en gegrond wat betreft de stukken die op 23 november 1992 in beslag zijn genomen.                           

Instantie: Regiopolitie Noord-Holland Noord

Klacht:

Niet in staat gebleken in beslaggenomen goederen terug te geven (zijn onvindbaar).

Oordeel:

Niet gegrond