Achtergrond
Zie BIJLAGE.Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Toen uit de reactie van de korpsbeheerder bleek dat het tevens om een gedraging van een officier van justitie te Amsterdam ging, werd ook de Minister van Justitie om een reactie verzocht. Tijdens het onderzoek kregen betrokkenen over en weer de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd de korpsbeheerder een aantal specifieke vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De Minister berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. De reactie van verzoeker gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen.Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A. Feiten1. In de maand augustus 1997 verbleef een minderjarig Pools meisje bij verzoeker en diens zonen. Twee ambtenaren van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland (hierna: de politie) postten op 13 augustus 1997 omstreeks 20.00 bij het adres van verzoekers zoon H. Toen het meisje kwam aanlopen, nam de politie haar mee en ook verzoekers hond, die zij bij zich had.2. Verzoeker wendde zich bij brief van 15 augustus 1997 tot de Commissie voor de politieklachten te Amsterdam. Hij stelde daarin onder meer dat het meisje al drie weken bij zijn zoons op bezoek was, nadat zij in juli met n van hen op vakantie in Griekenland was geweest. Zij zou 17 jaar zijn. Ook was er volgens verzoeker goed telefonisch contact met haar ouders, die over haar logeeradres beschikten.B. Standpunt verzoekerHet standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onderKlacht
.C. Standpunt korpsbeheerder1. De beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland reageerde bij brief van 12 maart 1998 op de klacht. In die brief deelde hij onder meer het volgende mee:"Uit het onderzoek van de politie komt naar voren dat zij op verzoek van de Poolse ambassade in Den Haag een onderzoek heeft ingesteld naar de verblijfsplaats van een 16-jarig Pools meisje en daarnaast over de informatie beschikte dat het meisje tegen haar wil aan het adres X verbleef. Na telefonisch overleg met de piket officier van justitie, mr. R., is onder andere besloten om bij genoemd perceel te posten en bij het aantreffen van de minderjarige deze mee te nemen naar het bureau. Op grond hiervan kom ik tot het oordeel dat de klacht ongegrond is."2. Bij de reactie van de korpsbeheerder bevond zich een fax van de Poolse ambassade aan de politie te Amsterdam van 12 augustus 1997, die onder meer inhield:"Naar aanleiding van het telefoongesprek met U, deelt de Consulaire Afdeling van de Ambassade van de Republiek Polen U mede dat de moeder van de Poolse burger M., geb. 20 januari 1981 te Wroclaw, bij de Poolse politie aangifte heeft gedaan van vermissing van haar dochter. Zij heeft ons een kopie van het proces-verbaal toegezonden. Hierbij ontvangt U de samengevatte vertaling van deze aangifte. Overigens willen wij opmerken dat het minderjarige meisje M. dat tegen haar wil wordt vastgehouden door J. (zoon van verzoeker; N.o.) niet permanent op het eerder aan U doorgegeven adres X verblijft. Wij hebben vernomen dat zij en J. op woensdag 13-08-1997 rond 20.00 uur gedurende enkele minuten op dit adres zullen zijn. Aangezien dit meisje minderjarig is, haar paspoort afgenomen en zij tegen haar wil wordt vastgehouden, verzoeken wij U vriendelijk stappen te ondernemen."3. In de bijgevoegde vertaling van de aangifte van vermissing, verklaarde de moeder van het meisje dat haar dochter sedert 22 juli 1997 werd vermist. Het meisje zou mogelijk zonder documenten zijn en worden vastgehouden door J. en H. (zonen van verzoeker). Voorts verklaarde de moeder dat zij had vernomen dat haar dochter op 13 augustus 1997 om 20.00 uur op het adres X zou verblijven.D. Standpunt Minister van Justitie1. De Minister van Justitie reageerde bij brief van 13 augustus 1998 op de klacht. De Minister achtte de klacht ongegrond en verwees voor de feitelijke toedracht naar de bijgevoegde kopie van het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie te Amsterdam van 23 juli 1998.2. Het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie houdt onder meer in:"Op 12 augustus 1997 ontving de politie van het bureau Ganzenhoef via de Poolse ambassade het bericht dat het Pools meisje M., hierna te noemen slachtoffer, tegen haar wil zou verblijven bij verzoeker. Haar paspoort zou afgenomen zijn. Door de ouders van het slachtoffer was aangifte in Polen gedaan. Op basis van deze informatie bestond er naar het oordeel van de behandelend officier van Justitie jegens verzoeker een redelijk vermoeden van schuld aan de artikelen 279/280 en 282 van het Wetboek van Strafrecht, onttrekking van minderjarige aan het wettig gezag en opzettelijke vrijheidsberoving. Gezien deze verdenkingen
heeft de officier van Justitie opdracht gegeven om het slachtof-fer uit de omgeving van de verdachte(n) te halen teneinde haar als slachtoffer te horen en over te dragen aan haar ouders. Uit de stukken blijkt niet dat het slachtoffer onvrijwillig mee is gegaan met de politie of er bezwaar tegen heeft gemaakt aan haar ouders te worden overgedragen. De basis voor de beslissing door de behandelend officier van Justitie wordt gevormd door artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. Daarnaast kent de politie in haar taakstelling (artikel 2 van de Politiewet 1993) hulpverlening aan hen die deze behoeven. In situaties als de onderhavige wordt slechts dan duidelijk of hulp behoefd wordt indien het mogelijke slachtoffer afgezonderd wordt van de mogelijke dader. In ieder geval wordt het justitieel handelen gebillijkt door de aangifte van de ouders en door de aangifte van het slachtoffer jegens verzoeker. De hond is niet meegenomen in overleg met de behandelend officier van Justitie. Wellicht kan de politie een verklaring geven over het meenemen van de hond. Overigens komt het mij niet vreemd voor dat de hond die het slachtoffer onder zich hield op het moment dat zij meeging met de politie, niet is achtergelaten op straat maar is meegenomen. Daartoe heeft de politie zelfs een zorgplicht. Gezien het bovenstaande ben ik van oordeel dat het slachtoffer niet zonder reden door het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland is meegenomen. De behandelend officier van Justitie heeft verantwoordelijk gehandeld. Derhalve acht ik de klacht ongegrond."E. Nadere inlichtingen politieDaarnaar gevraagd, berichtte de politie dat de hond was meegenomen teneinde de zaak snel te regelen.F. Reactie verzoekerVerzoeker handhaafde in reactie op de verstrekte inlichtingen zijn eerder ingenomen standpunt.