Wie stelt, bewijst

Rapport

Een man krijgt van de gemeente toestemming om een flink aantal bomen op zijn terrein te kappen en een aantal bomen te snoeien. Na de werkzaamheden komt een toezichthouder langs om te controleren of alles goed is gegaan. Hij stelt vast dat er te veel bomen zijn gekapt en dat de gesnoeide bomen zijn beschadigd. Het college legt daarom een last onder dwangsom op om een aantal bomen te herplanten. De man maakt bezwaar en gaat daarna nog naar de rechter. Deze stelt vast dat de controle niet voldeed aan de daaraan gestelde eisen en dat de op de zitting getoonde foto's eveneens niet leiden tot bewijs van de overtreding. Het college is volgens de bestuursrechter niet bevoegd om de last onder dwangsom op te leggen.

De betrokken wethouder stuurt de man daarna een brief waarin hij bevestigt dat niet in rechte is komen vast te staan dat er daadwerkelijk een illegale bomenkap plaatsvond. Ook bevestigt hij dat het college de uitspraak van de rechter accepteert en respecteert. Het college legde de last onder dwangsom ten onrechte op en de man heeft vanzelfsprekend recht op compensatie.

Maar daarmee is de zaak niet afgedaan. Een jaar later leest de man een reactie van het college op raadsvragen over deze kwestie. Het college schrijft dat het onvoorwaardelijk achter de bevindingen van de toezichthouder staat. De last onder dwangsom is wat het college betreft niet onterecht opgelegd. Volgens het college oordeelde de rechter slechts dat het college de overtreding niet aannemelijk maakte. Het college is alleen over de vastlegging van de constateringen op de vingers getikt. Die was niet volgens de daarvoor geldende maatstaven gebeurd.

De man dient een klacht in over deze valselijke beschuldiging. Deze leidt na herhaalde tussenkomst van de Nationale ombudsman tot een reactie. Hierin gaat het college niet in op de klacht, maar beschrijft hoe het tegen de klacht aankijkt. Het college vraagt de man ook niet om zijn klacht toe te lichten.

Wat vindt de Nationale ombudsman?

De Nationale ombudsman vindt dat het college onbehoorlijk en niet betrouwbaar handelt door de uitspraak van de bestuursrechter in zijn reactie op de gestelde raadsvragen anders uit te leggen dan zoals het in eerste instantie deed in de brief van de wethouder. Dit gewijzigde standpunt ziet de ombudsman ook terug in de klachtreactie. Het is van essentieel belang dat iedereen zich houdt aan uitspraken van de rechter. En dat deze voortvarend en nauwgezet worden opgevolgd. De Nationale ombudsman vindt het daarom een kwalijke zaak dat het college terugkomt op zijn eerdere standpunt en dat het vasthoudt aan bewijzen die de bestuursrechter niet voldoende achtte.

De Nationale ombudsman vindt verder dat het college ten aanzien van de klachtbehandeling eveneens niet betrouwbaar en niet behoorlijk handelde. Het vereiste van betrouwbaarheid brengt namelijk ook mee dat de overheid binnen het wettelijk kader handelt. In titel 1 van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht staat hoe de overheid klachten moet behandelen. Zo moet een overheidsinstantie de klager in principe in de gelegenheid stellen om te worden gehoord, moet zij de klacht binnen zes weken afhandelen en schriftelijk en gemotiveerd laten weten wat haar oordeel over de klacht is. De ombudsman stelt vast dat het college zich niet aan deze wettelijke uitgangspunten voor klachtbehandeling hield.