Verzoeker werd door zijn voormalige werkgever beschuldigd van het verduisteren van dossiers toen hij nog werkzaam was voor het betreffende kantoor. De werkgever deed hiervan aangifte bij de politie. Verzoeker werd als verdachte gehoord en hoorde vervolgens drie jaar lang niets. Toen verzoeker ging informeren bij het Openbaar Ministerie of zijn zaak nog een vervolg zou krijgen, kreeg hij te horen dat de zaak twee maanden nadat hij was verhoord als verdachte was geseponeerd. Verzoeker had hier nooit bericht over ontvangen. Verzoeker vond dit niet juist. Ook kon hij zich niet vinden in de sepotcode 02, onvoldoende bewijs. Hij verzocht het Openbaar Ministerie dan ook de code te wijzigen in 01, onterecht als verdachte aangemerkt. Het Openbaar Ministerie weigerde dit.
De ombudsman oordeelde dat er geen reden was om de sepotcode te wijzigen naar 01. Gelet op de inhoud van het dossier was verzoeker terecht als verdachte aangemerkt en waren er geen andere feiten of omstandigheden naar voren gekomen waardoor voldoende aannemelijk is geworden dat verzoeker onschuldig is aan verduistering. Het Openbaar Ministerie heeft dan ook niet gehandeld in strijd met het redelijkheidsvereiste.
Wel was de ombudsman van mening dat de gang van zaken rond het meedelen van de sepotbeslissing zeer onnauwkeurig is geweest. De sepotbeslissing bevatte een verkeerde pleegperiode en het adres van verzoeker ontbrak op de brief. Hierdoor heeft verzoeker pas drie jaar na dato te horen gekregen dat de zaak tegen hem was geseponeerd. Ook de wijze waarop de klacht over de sepotgrond in de zomer van 2017 is behandeld is niet overeenkomstig het klachtrecht nu er geen hoor en wederhoor was toegepast.
Redelijkheidsvereiste, behoorlijk.