Een jager kreeg een sepotbeslissing van het Openbaar Ministerie (OM). Het OM stelde in de beslissing dat de man een aantal gezonde dieren had geschoten, terwijl dit volgens afspraken met de eigenaar van de grond niet mocht. Het ging om een beleidssepot met de sepotcode 'oud feit'. Dat betekent dat het OM vond dat een vervolging haalbaar was. Maar omdat de zaak al wat ouder was, besloot het OM de man niet te vervolgen. Daarbij stelde het OM de voorwaarde dat de man zich een jaar niet schuldig zou maken aan een strafbaar feit.
De man was het niet eens met het sepotbesluit van het OM. Daarom vroeg hij het OM om de sepotbeslissing aan te passen. Hij vond allereerst dat de zaak niet onder het strafrecht viel, omdat het ging om afspraken tussen hem en de eigenaar van de grond. Daarnaast vond hij dat het OM niet genoeg bewijs had.
Het OM wilde de sepotbeslissing niet veranderen. De man was het niet eens met deze reactie van het OM. Daarom ging de man met zijn klacht naar de Nationale ombudsman.
De ombudsman vindt de klachten van de man deels gegrond en deels ongegrond. Het OM heeft voldoende uitgelegd waarom de zaak onder het strafrecht valt. De klacht daarover is dus ongegrond.
Wel vindt de ombudsman dat het OM beter naar de man had kunnen luisteren. Die klacht is gegrond. Het OM schreef dat de man alleen klaagde over de voorwaarde in het sepotbesluit. Maar de man vond ook dat het OM geen bewijs had en daarom een ander besluit had moeten nemen. Het OM had samen met de man kunnen bespreken waar zijn verzoek over ging en wat hij daarmee wilde bereiken.
Tot slot vindt de ombudsman dat de motivering van het sepotbesluit op bepaalde punten beter had gekund. Maar het OM heeft uiteindelijk voldoende uitgelegd waarom een vervolging haalbaar was. Daarom kon het OM blijven bij de oorspronkelijke sepotbeslissing. De klacht over de motivering van het sepotbesluit is dus ongegrond.