2017/148 Openbaar Ministerie te Limburg weigert rechterlijke uitspraak bij faillissement uit te voeren

Rapport

Een curator in het faillissement van de besloten vennootschap W. klaagt er bij de Nationale ombudsman over dat het Openbaar Ministerie (OM) geen uitvoering geeft aan een beschikking van de rechtbank. In 2006 werd de vennootschap failliet verklaard. Al vanaf 2003 liep er een strafrechtelijk onderzoek naar deze vennootschap en diens bestuurders ter zake van een vermoeden van fiscale fraude. In dat kader had het OM executoriaal derdenbeslag gelegd op de gelden van W. Het ging om een bedrag van 650.000, - Euro. De curator informeerde sinds 2006 regelmatig bij de zaaksofficier naar de voortgang in de strafzaak. De zaaksofficier liet steeds weten dat het onderzoek moeizaam verliep omdat de zaak complex was en er in en van buiten Nederland ook rechtshulpverzoeken liepen.

In 2014 informeerde de curator opnieuw telefonisch en toen bleek dat al eerder besloten was geen rechtsvervolging in te stellen. Omdat het de taak is van de curator het faillissement voortvarend af te wikkelen verzocht hij het OM het beslag over de tegoeden van de vennootschap op te heffen en het geld ten behoeve van de boedel aan zijn rekening als curator over te maken. Het OM weigerde dit.

Eerst werd gezegd dat onduidelijk was waar het geld was gebleven, later verklaarde het OM dat het bedrag al in 2005 was verrekend met openstaande vorderingen van de fiscus.

De curator diende daarop beklag in bij de rechtbank en verzocht het beslag op te heffen. De officier voerde schriftelijk verweer en verzocht om uitstel t. Het uitgebreide verzoekschrift van de curator werd vervolgens op de zitting in aanwezigheid van de officier behandeld. De officier refereerde zich aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank wees in een beschikking van 23 september 2014 het verzoek van de curator toe en beval het OM het beslag op te heffen en het geld over te maken aan de curator.

De curator wilde het faillissement afwikkelen en verzocht het OM om uitvoering van de beschikking. Het OM weigerde dit en liet weten dat het geld al in 2005 verrekend was met de fiscus. De curator vroeg het OM om met hem in overleg te treden hoe dit verder afgewikkeld moest worden. Het OM beloofde een reactie te geven maar toen begin 2017 nog steeds geen inhoudelijke reactie was gekomen en evenmin een gesprek legde hij twee klachten voor aan de ombudsman. De eerste betrof de weigering de beschikking van de rechtbank uit te voeren, de tweede betrof de klacht dat het OM zo traag reageerde op verzoek om informatie en overleg. De ombudsman verklaarde de eerste klacht gegrond wegens strijd met het vereiste van voortvarendheid, de tweede klacht wegens strijd met het vereiste van betrouwbaarheid. De ombudsman deed de aanbeveling aan het OM en de verantwoordelijke minister van Justitie en Veiligheid om zo snel mogelijk in overleg te treden met de curator.

Instantie: Openbaar Ministier te Limburg

Klacht:

geen uitvoering gegeven aan de beschikking van de rechtbank Limburg van 23 september 2014.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Openbaar Ministier te Limburg en College van procureurs-generaal

Klacht:

trage wijze van reageren op verzoeken om teruggave waardoor verzoeker als curator het faillissement niet kon afronden

Oordeel:

Gegrond