Volgens de politie reed het broertje van verzoeker op verzoekers scooter en negeerde hij een rood verkeerslicht. De politie hield het broertje daarom staande. Het broertje reed op de scooter zonder in het bezit te zijn van een bromfietsrijbewijs. Volgens de politie was dit de derde keer dat het broertje werd betrapt op het rijden zonder rijbewijs. Het broertje werd daarom door de politie aangehouden en de scooter werd in beslag genomen. Verzoeker was het niet eens met de inbeslagname van zijn scooter en hij stelde beklag in bij de rechter, omdat hij zijn scooter terug wilde. De rechter bepaalde dat de scooter terug moest naar verzoeker en vervolgens bleek de scooter al te zijn vernietigd.
Verzoeker klaagde erover dat het Openbaar Ministerie een machtiging tot vervreemding/vernietiging had afgegeven voor zijn in beslag genomen scooter.
Zoals de Nationale ombudsman in zijn rapport "Waar is mijn auto?" (2016/075) heeft aanbevolen, dient het OM binnen een korte termijn na het indienen van een klaagschrift te beoordelen of een voorwerp kan worden teruggegeven en, zo nee, of moet worden gewacht met het vervreemden/vernietigen van het voorwerp totdat de rechter heeft beslist op het klaagschrift. Nu het OM een dergelijke beoordeling in verzoekers geval niet had verricht, was de Nationale ombudsman van oordeel dat het OM verzoeker de kans had ontnomen om het door hem met het klaagschrift beoogde doel (teruggave van de scooter) te bereiken en had het OM gehandeld in strijd met het vereiste van fair play. Daarnaast was de Nationale ombudsman van oordeel dat het OM verzoeker had moeten informeren over de afgegeven machtiging tot vervreemding/vernietiging.