2017/018 Uitbreiding ijsboerderij Gulpen-Wittem veroorzaakt onduidelijkheid bij buren

Rapport

In mei 2011 startten verzoekers' achterburen een ijsboerderij. De uitbreiding daarvan leidde tot overlast, waarna verzoekers erachter kwamen dat de activiteiten van de ijsboerderij in strijd waren met het bestemmingsplan. Nadat zij bij de gemeente Gulpen-Wittem aan de bel hadden getrokken, ging de gemeente met hen in gesprek. Verzoekers gingen er daarop van uit dat de gemeente de activiteiten van de ijsboerderij zou doen beëindigen. Toen dat niet het geval bleek dienden zij over de handelwijze van de gemeente een klacht in.

De Nationale ombudsman ontvangt regelmatig klachten, die samenhangen met een verzoek om handhaving. Daaruit blijkt dat het voor gemeenten soms lastig is om te voldoen aan de verwachting van burgers. Die verwachten dat een illegale situatie zo snel mogelijk wordt beëindigd en het valt hen dan koud op het dak als een gemeente eerst nagaat of de illegale situatie 'gelegaliseerd' kan worden. Dat roept bij hen het gevoel op dat de gemeente de kant kiest van degene die de regels overtreedt. Gemeenten hebben een 'beginselplicht tot handhaven'. Als regels worden overtreden en de gemeente wordt gevraagd handhavend op te treden, dan is de gemeente in principe gehouden om dat te doen. Tegelijkertijd dient een gemeente, voordat zij handhavend optreedt eerst moet kijken of de situatie gelegaliseerd kan worden.

De ombudsman vindt het belangrijk dat de burger weet wat hij in redelijkheid van de gemeente mag verwachten. Bij een verzoek tot handhaving is het belangrijk dat de burger weet waar hij aan toe is. En dat een gemeente zich bewust is van de belangen en perspectieven van alle partijen en zij hier in haar handelwijze blijk van geeft.

De Nationale ombudsman overwoog in deze zaak dat de gemeente Gulpen-Wittem er voor koos om eerst via het opleggen van een last onder dwangsom de onrechtmatige situatie van de ijsboerderij te beëindigen. Het bestemmingsplan gaf namelijk geen ruimte om te legaliseren. Pas toen de exploitant een verzoek om wijziging van het bestemmingsplan indiende en de benodigde aanpassingen deed, was er zicht op legalisatie. Deze handelwijze past in de lijn van uitspraken van de Raad van State.

Later diende de eigenaar een nieuw, aangepast principeverzoek in. Verzoekers waren daar niet van op de hoogte gesteld, noch van de medewerking van het college. Verzoekers kenden allen het besluit om de exploitant een last onder dwangsom op te leggen en de afwijzing van het eerste principeverzoek.

Een bestuursrechtelijke procedure omtrent handhaving en/of legalisatie ingewikkeld is voor burgers moeilijk te begrijpen. Dat maakt het extra belangrijk dat gemeenten mensen goed meenemen in hun handelen en aan verwachtingenmanagement doen. Ombudsman acht de klacht gegrond, omdat is nagelaten verzoekers tijdig en adequaat te informeren.

Dit was voor de Nationale ombudsman aanleiding voor het doen van de volgende aanbevelingen.

  • Informeer een burger bij de ontvangst van een melding over een illegale situatie of een verzoek om handhaving actief over wat hij kan verwachten;
  • Leg – mondeling, schriftelijk of via de website – uit dat en onder welke voorwaarden een handhavingstraject kan leiden tot legalisatie;
  • Informeer een burger die om handhaving verzoekt over het verloop van het handhavingstraject en de duur daarvan.

Instantie: gemeente Gulpen-Wittem

Klacht:

bij verzoekers de verwachting heeft gewekt dat het college de activiteiten van een bij hun woning gelegen ijsboerderij zou doen beëindigen

Oordeel:

Gegrond