Verzoekster is in 2002 in opdracht van de officier van justitie aangehouden op verdenking van valsheid in geschrifte. Na een inverzekeringstelling van twee dagen is zij heengezonden. Verzoekster heeft altijd schuld ontkend en is nooit verder vervolgd voor deze zaak.
Verzoekster klaagt er over dat zij nooit een sepotbericht van het Openbaar Ministerie (OM) heeft ontvangen. Bij inzage in haar Justitiële Documentatie (haar strafblad) in 2015 bleek dat er niets was geregistreerd over deze zaak. Aangezien dat volgens verzoekster alleen het geval is bij een sepot waarbij vastgesteld is dat iemand ten onrechte als verdachte is aangemerkt eist zij alsnog een brief van het OM waarin deze sepotbeslissing vermeld staat. Het OM weigert dit en geeft aan dat de zaak destijds is afgedaan door de politie (politiesepot). Van deze afdoening wordt immers ook niets vermeld in haar strafblad.
De Nationale ombudsman is van oordeel dat het OM de zaak in 2002 had moeten afsluiten met een OM-sepot omdat het gehele onderzoek onder leiding van het OM werd verricht. Nu de beslissing van het OM is geweest, kan de verantwoordelijkheid voor een juiste registratie hiervan niet worden overgedragen aan de politie. Het lange tijdsverloop maakt het onmogelijk om nog inhoudelijk te kunne beoordelen wat de juiste grondslag voor het niet verder vervolgen van verzoekster is geweest. Nu het OM de zaak naar het oordeel van de Nationale ombudsman administratief slordig heeft afgerond acht hij de klacht gegrond en ziet hij aanleiding tot het doen van een aanbeveling.
De klacht is gegrond wegens schending van het vereiste van een goed organisatie.
De Nationale ombudsman beveelt aan om verzoekster uit coulance een vergoeding te geven voor de tijd die zij in verzekering op het politiebureau heeft doorgebracht.