2016/053 Onderzoek naar de handelwijze van het CBR bij een ruil van examinatoren

Rapport

Van ruilen komt huilen

Verzoeker is een rijschoolhouder. Een van zijn leerlingen moet examen doen. Op de dag van het examen ziet hij op het publicatiebord in de ontvangstruimte van de examenlocatie dat haar examen zal worden afgenomen door examinator A. Ook blijkt uit die informatie dat zijn leerling geen mentorexamen hoeft te doen (dat is een examen waarbij, behalve de examinator, nog een tweede persoon van het CBR aanwezig is). Vlak voor aanvang van het examen blijkt echter, dat zij moet afrijden bij examinator B en dat haar examen wel een mentorexamen is. Naar achteraf blijkt, hebben de examinatoren A en B vlak voor aanvang van de examens geruild van kandidaat. Reden daarvoor is het verzoek van de instructeur van de andere kandidaat. Deze had namelijk al drie keer eerder bij examinator B afgereden.

Verzoeker klaagt bij de ombudsman over de wijze waarop het CBR met de belangen van zijn leerling is omgegaan bij de ruil van examinatoren op de dag van het examen.

De ombudsman oordeelt dat het CBR bij de ruil ten onrechte de belangen van verzoekers leerling niet heeft meegewogen. De ruil had voor haar immers ook gevolgen. Tot het examen ging zij er, afgaande op de informatie op het publicatiebord, van uit dat er geen mentor zou meerijden. Dit was voor haar heel belangrijk en geruststellend om te weten. Door de ruil veranderde dit echter.

Het CBR heeft naar aanleiding van deze zaak haar beleid aangescherpt. Voor ruil op verzoek moet er nu altijd toestemming zijn van alle betrokkenen. Ook heeft het CBR besloten om de leerling van verzoeker een kosteloos praktijkexamen aan te bieden. De ombudsman heeft met instemming hiervan kennisgenomen.

Redelijkheidsvereiste – gegrond

Instantie: CBR te RIjswijk

Klacht:

wijze waarop het CBR met de belangen van verzoekers leerling is omgegaan bij een ruil van examinatoren op de dag van het examen.

Oordeel:

Gegrond