De heer Droma 1) bezoekt zijn zoon in de psychiatrische afdeling van de gevangenis. Tijdens het bezoek geeft het gedrag van de heer Droma aanleiding voor de bewakers om het bezoek voortijdig te beëindigen. Dit voorval is voor de directeur van de gevangenis reden om de heer Droma de toegang tot de gevangenis gedurende een aantal maanden te ontzeggen. De heer Droma is het hier niet mee eens, de directeur heeft zijn kant van het verhaal niet gehoord. De heer Droma maakt zich bovendien ernstige zorgen over wat dit betekent voor het welzijn van zijn zoon. Hij schrijft een klacht naar de directeur en naar de commissie van toezicht. Het blijkt dat niemand binnen het gevangeniswezen bereid is zijn klacht te behandelen. Het ministerie van Veiligheid en Justitie stelt zich op het standpunt dat de heer Droma als bezoeker zijn klacht niet zelfstandig naar voren kan brengen, hij is daarvoor afhankelijk van de gedetineerde die in beklag kan gaan. De Nationale ombudsman is het hier niet mee eens. De heer Droma heeft een eigenstandig belang in deze kwestie en heeft dus wél het recht om zelf de mogen klagen.
De Nationale ombudsman oordeelt de klacht gegrond wegens strijd met het vereiste van luisteren naar de burger en fair play.
1) Gefingeerde naam