De heer Strik 1) is door de kantonrechter onder bewind gesteld. Hij heeft een bewindvoerder, die zijn financiën beheert. De heer Strik had een belastingschuld voor de inkomstenbelasting van €746, waarvoor de Belastingdienst een dwangbevel uitbracht. Toen er geen betaling kwam, stelde de Belastingdienst een overheidsvordering in: er werd beslag gelegd op de beheerrekening van de heer Strik bij zijn bewindvoerder. De beheerrekening kwam daardoor in het rood te staan en de bewindvoerder kon geen leefgeld aan de heer Strik overmaken. De bewindvoerder vroeg de Belastingdienst daarom om het beslag met spoed op te heffen en de beslagvrije voet te berekenen. Ook schreef de bewindvoerder naar de Nationale ombudsman.
De Belastingdienst liet weten dat hoewel de klacht bij de juiste afdeling in Apeldoorn terecht was gekomen, namelijk bij de Centrale administratie, de klacht daar niet adequaat werd verwerkt. De klachtbehandelaar van de Belastingdienst had de toezegging gekregen dat de overheidsvordering zou worden stopgezet, dat het al gevorderde bedrag zou worden teruggestort op de beheerrekening en dat de beslagvrije voet zou worden toegepast. Helaas gebeurde dat niet. Integendeel: er werd een tweede overheidsvordering ingesteld en daarna nog een derde. Hierdoor kwam de beheerrekening van de heer Strik telkens (bijna) rood te staan. Uiteindelijk vond de terugstorting door de Belastingdienst van de gevorderde bedragen en de toepassing van de beslagvrije voet pas na de derde overheidsvordering plaats. De Belastingdienst bood de bewindvoerder zijn verontschuldigingen aan voor de gang van zaken en liet weten dat onder de huidige omstandigheden geen verdere herhaling van overheidsvorderingen zal plaatsvinden. De Nationale ombudsman beoordeelt de klacht als gegrond.
1) Niet zijn echte naam