Verzoeker, afkomstig uit Polen, werd op 20 juli 2012 door de politie aangehouden, omdat hij nog een boete had opgestaan. Hij werd overgebracht naar het cellencomplex van de thans regionale politie-eenheid Midden-Nederland in Houten. Voordat hij werd ingesloten moest hij zijn spullen afgeven. Zijn waardevolle spullen gingen in een aparte zak. Toen verzoeker op 23 juli 2012 werd heengezonden, was de zak met waardevolle spullen kwijt.
Verzoeker stelde de politie aansprakelijk voor het kwijtraken van zijn waardevolle spullen en diende een claim in bij de politie. Aanvankelijk bood de politie verzoeker 250 euro als compensatie, maar toen verzoeker aangaf dat hij 500 euro schade had geleden en zijn verzoek door de schadeafdeling van de politie werd behandeld, werd zijn claim volledig afgewezen. Verzoeker wendde zich daarop tot de Nationale ombudsman, die onderzoek instelde naar de afwijzing van de schadeclaim.
In reactie op het onderzoek van de ombudsman bood de politiechef verzoeker alsnog 250 euro aan als compensatie voor de vermissing van zijn spullen. De politiechef deed dit aanbod zonder de aansprakelijkheid te erkennen en tegen finale kwijting.
Bij de beoordeling van de klacht hanteerde de ombudsman enkele spelregels uit de Schadevergoedingswijzer, die de ombudsman heeft ontwikkeld voor behoorlijk omgaan bij schadeclaims. De Nationale ombudsman achtte de klacht van verzoeker gegrond. De politiechef had niet behoorlijk gehandeld door de claim van verzoeker af te wijzen. Volgens de ombudsman waren er voldoende aanwijzingen om aan te nemen dat de waardezak door toedoen van de politie was zoekgeraakt.
De Nationale ombudsman vond het aanbod van de politiechef van 250 euro niet onredelijk. De ombudsman deed de politiechef wel de aanbeveling om het aanbod te doen, zonder van verzoeker te eisen dat het aanbod accepteert tegen finale kwijting.
Vereiste van coulante opstelling.