Casus
In de nacht van 4 op 5 mei 2012 ging verzoekster rond 2:00 uur uit wanhoop naar de woning van haar ex-partner. Zij zag hem die dag met zijn nieuwe vriendin en wilde duidelijkheid. Eerst ging zij naar de rivier het Spui met de gedachte om zichzelf van het leven te beroven, omdat zij niet meer wist hoe het verder moest en het niet meer zag zitten. Toen zij een extra auto bij de woning van haar ex-partner zag staan, sloegen de stoppen bij haar door. Zij belde keer op keer aan, bonsde op de deur en gooide kiezelsteentjes op het dak. De politie arriveerde na een melding van verzoeksters ex-partner. Verzoekster verstopte zich aanvankelijk tussen de struiken, maar vertelde uiteindelijk wat er aan de hand was en dat zij medicijnen had ingenomen. Omdat verzoekster haar identiteitsbewijs niet kon tonen en de politieambtenaren zich ook zorgen maakten om haar situatie, hielden zij haar aan en wilden zij haar meenemen in het kader van hulpverlening, zodat zij op het politiebureau door een arts kon worden onderzocht. Omdat verzoekster uit het politiebusje stapte en zich verzette toen zij werd vastgepakt, gaf de politie haar een vuistslag in haar gezicht en werd zij ook aangehouden wegens verdenking van wederspannigheid. Zij werd vervolgens geboeid en meegenomen naar het politiebureau. Ze werd onderzocht door een arts en bracht de nacht door in een politiecel. De volgende ochtend werd zij verhoord en heengezonden nadat zij een transactievoorstel van €200 vanwege wederspannigheid had betaald.
Politieoptreden
De Nationale ombudsman was van oordeel dat de politie het vereiste dat grondrechten worden gerespecteerd, in dit geval het recht op onaantastbaarheid van het lichaam en het recht op lichamelijke integriteit, had geschonden door verzoekster met de vuist in haar gezicht te slaan. De klacht over de aanhouding c.q. het meenemen in het kader van hulpverlening achtte hij niet gegrond. Verzoekster kon namelijk geen identiteitsbewijs tonen en de politie maakte zich, gezien haar suïcidale gedachten, haar medicijngebruik en haar gedrag terecht zorgen om haar. Ook het handboeiengebruik was behoorlijk, aangezien verzoekster de indruk wekte dat zij weg wilde lopen, uit het politiebusje was gestapt en zich verzette toen zij werd vastgepakt. Verzoekster was verder niet langer dan zes uur in het belang van het onderzoek opgehouden, zodat haar klacht over de duur van de ophouding niet gegrond was. De Nationale ombudsman gaf vanwege de verklaringen die tegenover elkaar lagen geen oordeel over verzoeksters klacht over het meedelen van de reden van de aanhouding en de informatieverstrekking in het kader van het transactievoorstel.
Klachtadviescommissie
De klacht over het niet opstellen van een verslag van de hoorzitting achtte de Nationale ombudsman gegrond wegens schending van het vereiste van goede voorbereiding en organisatie. De Nationale ombudsman nam met instemming kennis dat de klachtadviescommissie binnen de politie-eenheid Rotterdam inmiddels altijd een verslag van de hoorzitting opstelt en dit (ter goedkeuring) naar partijen stuurt.
Aanbeveling
De Nationale ombudsman gaf de politiechef in overweging om, gezien het disproportionele geweld en de (emotionele) gevolgen van het politieoptreden voor verzoekster, met haar in gesprek te gaan om een passend gebaar richting haar te maken.