2012/206: Politieambtenaar klaagt over uitvoering strafrechtelijk onderzoek politie en OM

Rapport

Verzoekers klacht

Verzoekers zoon werd de toegang tot een uitgaansgelegenheid ontzegd wegens handel in (dan wel gebruik van) drugs. Verzoeker, zelf werkzaam bij de politie ging met hem mee om uitleg te vragen aan de eigenaresse. Dit gesprek verliep moeizaam. Hierop toonde verzoeker haar zijn politielegitimatiebewijs. De eigenaresse pakte die af, waarna hij op zijn beurt haar de legitimatie weer afhandig maakte. Zij deed aangifte van mishandeling tegen hem. Deze aangifte werd voorgelegd aan de hoofdofficier. De hoofdofficier liet het strafrechtelijk onderzoek doen door Bureau Integriteit en Veiligheid (BIV) van het politiekorps Hollands Midden. Verzoeker klaagt over de onzorgvuldige en vooringenomen wijze waarop het Openbaar Ministerie (OM) in Den Haag de regie heeft gevoerd in dit onderzoek. Ook klaagt hij erover dat de politie het onderzoek niet professioneel heeft uitgevoerd door niet zelf te zorgen voor een objectief en volledig dossier, maar alleen te handelen in opdracht van het OM.

Het onderzoek naar de klacht

Verzoeker was jarenlang in een leidinggevende functie werkzaam geweest bij politie Hollands Midden. In die tijd had hij ook samengewerkt met de betreffende hoofdofficier. Verzoeker was van mening dat de objectiviteit van het onderzoek door de gekozen aanpak niet was gewaarborgd. Dit zou anders zijn geweest als er gebruik was gemaakt van het voorstel van zijn huidige werkgever, de politieacademie, om te helpen bij het onderzoek. Dit aanbod was afgeslagen. De minister gaf in het kader van het onderzoek aan dat er voldoende waarborgen waren gecreëerd voor de uitvoering van een onafhankelijk onderzoek door het BIV in te schakelen. Hij achtte de klachten ongegrond. Ook de korpsbeheerder kwam tot die conclusie omdat gehandeld was conform de voorschriften bij aangifte tegen een politieambtenaar.

De Nationale ombudsman nam kennis van alle stukken uit het strafdossier. De Nationale ombudsman begrijpt dat het voor verzoeker als leidinggevende politieambtenaar een ingrijpende gebeurtenis was om geconfronteerd te worden met een beschuldiging van mishandeling.

Het oordeel van de Nationale ombudsman

Het is een vereiste van behoorlijk overheidsoptreden dat de overheid zich onpartijdig opstelt en iedere schijn van partijdigheid (ten nadele of ten voordele van een betrokken ambtenaar) dient te voorkomen. In dit geval voelde verzoeker zich benadeeld. Dit begon al bij de keuze van het korps dat het onderzoek verrichtte. De vraag is of dit gevoel terecht was.

De Nationale ombudsman stelt vast dat het OM conform de voorschriften (met name de Aanwijzing taken en inzet rijksrecherche) het onderzoek heeft aangepakt. Het feit dat verzoeker bij het betreffende korps had gewerkt maakte niet dat het onderzoek niet objectief was. De keuze om het onderzoek te laten uitvoeren door het betreffende korps onder supervisie van een officier van justitie uit een andere regio is uit oogpunt van objectiviteit goed verdedigbaar. Voor de gekozen beslissingen in de aanpak van het onderzoek, waar verzoeker twijfelde aan de objectiviteit, zijn door de minister steeds plausibele verklaringen gegeven. Om die reden is de Nationale ombudsman van mening dat dat niet gezegd kan worden dat er sprake is geweest van vooringenomenheid.

Instantie: Openbaar Ministerie

Klacht:

wijze waarop het OM de regie heeft gevoerd over het onderzoek dat naar aanleiding van een aangifte tegen verzoeker was ingesteld door de politie Hollands Midden.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Openbaar Ministerie

Klacht:

onderzoek niet professioneel uitgevoerd en zich aan haar verantwoordelijkheid heeft onttrokken om zelf te zorgen voor een objectief en volledig dossier, door slechts de opdracht van het Openbaar Ministerie te Den Haag uit te voeren.

Oordeel:

Niet gegrond