Verzoeker heeft een bureau voor juridisch advies en rechtsbijstand. Namens verschillende cliënten diende hij handhavingsverzoeken in bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat om de Europese verordening nr 261/2004 te handhaven. De cliënten hadden een klacht ingediend bij de luchtvaartmaatschappijen waarmee zij hadden gevlogen, omdat hun vlucht met méér dan drie was vertraagd. De luchtvaartmaatschappijen weigerden echter een compensatie uit te keren. Verzoeker verzocht de inspectie om binnen de wettelijke termijn van acht weken een handhavingsbesluit te nemen om ervoor te zorgen dat de luchtvaartmaatschappijen hun verplichtingen gingen naleven. In de ontvangstbevestigingen van de handhavingsverzoeken deelde de inspectie verzoeker mee dat de behandeltermijn zes maanden kon zijn. In complexe zaken en zaken waarmee administratief- of civielrechtelijke procedures waren gemoeid kon de behandeltermijn nog langer zijn.
Verzoeker klaagt erover dat de Inspectie Verkeer en Waterstaat voor de behandeling van handhavingsverzoeken betreffende de Europese regelgeving over rechten van vliegtuigpassagiers een behandeltermijn van zes maanden hanteert en soms langer.
De inspectie kan bij de behandeling van handhavingsverzoeken de termijnen uit de Complaint handling procedure under regulation [EC]261/2004 als maximumtermijnen hanteren. Een vertraging in de behandeling van handhavingsverzoeken is in ieder geval niet redelijk wanneer dit het gevolg is van een capaciteitsgebrek. Wel is het aanvaardbaar dat in een deel van de zaken vertraging is opgetreden als gevolg van de aswolkproblematiek en de rechterlijke uitspraak in de Sturgeon zaak. Uit het onderzoek is gebleken dat in een groot aantal zaken de maximale behandeltermijn ruimschoots is overschreden door de inspectie, grotendeels als gevolg van een capaciteitsprobleem.
De Nationale ombudsman is van oordeel dat de inspectie in strijd heeft gehandeld met het vereiste van voortvarendheid.
De Nationale ombudsman beveelt de minister van Infrastructuur en Milieu aan om bij de behandeling van handhavingsverzoeken van vliegtuigpassagiers conform artikel 4:14 derde lid van de Awb de indieners van deze verzoeken op de hoogte te stellen wanneer een handhavingsverzoek niet binnen acht weken kan worden afgehandeld en daarbij een redelijke termijn te noemen waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.