Samenvatting
Verzoeker wordt op straat door de politie aangehouden omdat hij verdacht wordt van bedreiging. Hij krijgt handboeien om en hij wordt meegenomen naar het politiebureau. Op het politiebureau blijkt na het tonen van een legitimatiebewijs dat verzoeker niet de verdachte is die de politie moet hebben en nadat hij een tijdje wordt vastgehouden op het politiebureau hij mag naar huis. Verzoeker is het niet eens met de gang van zaken en hij dient een klacht in bij de politie. De meeste onderdelen van zijn klacht worden door de korpsbeheerder ongegrond verklaard. Verzoeker is het hier niet mee eens en hij dient vervolgens een klacht in bij de Nationale ombudsman. Verzoeker klaagt erover dat hij door politieambtenaren is aangehouden, is geboeid en dat hij hardhandig werd gefouilleerd. Ook klaagt verzoeker erover dat er geen enkele vorm van excuses is aangeboden, terwijl verzoeker ten onrechte van zijn vrijheid is beroofd en dit klachtonderdeel door de korpsbeheerder gegrond is verklaard.
De Nationale ombudsman toetste aan het vereiste van behoorlijk overheidsoptreden dat grondrechten worden gerespecteerd. In dit geval ging het om bescherming van het recht op persoonlijke vrijheid en het recht op onaantastbaarheid van het lichaam. Ook toetste de Nationale ombudsman aan het vereiste van correcte bejegening.
De Nationale ombudsman oordeelde dat het vereiste van behoorlijk overheidsoptreden dat grondrechten worden gerespecteerd niet was geschonden, maar dat de politie wel had gehandeld in strijd met het vereiste van correcte bejegening vanwege het niet aanbieden van excuses.