Verzoeker klaagt erover dat hij bij uitreis naar de Verenigde Staten via Schiphol als enige uit een rij reizigers werd gehaald voor een nader onderzoek in het kader van een beveiligingscontrole. Ook klaagt hij erover dat deze controle op een vernederende wijze werd gedaan. Tenslotte klaagt hij er over dat de Koninklijke Marechaussee de toezegging had gedaan dat het beveiligingsbedrijf excuses zou maken niet is nagekomen.
De Nationale ombudsman oordeelde dat er geen aanleiding bestond aan te nemen dat bij de selectie sprake was van discriminatie. Alle reizigers worden kort geïnterviewd. De nadere selectie vindt plaats aan de hand van tevoren vastgestelde criteria en ervaringsgegevens. In dit geval werd verzoeker op grond van zijn summiere antwoorden in combinatie met zijn nerveuze houding geselecteerd voor nadere controle. Wat de fouillering betreft had verzoeker aangegeven dat hij zijn bovenlichaam moest ontbloten en zijn broek moest laten zakken. Hoe de fouillering precies had plaatsgevonden viel via het onderzoek niet te achterhalen. Niets was vastgelegd en de betrokken medewerker was niet te achterhalen. Om die reden gaf de KMar aan dat de lezing van verzoeker voor waar moest worden gehouden. Uitgaande van deze lezing was het vereiste dat grondrechten door de overheid voldoende worden gerespecteerd, in dit geval het recht op bescherming van de integriteit van het menselijk lichaam, geschonden. Ook de klacht dat de aangeboden excuses uit waren gebleven werd gegrond geacht. Hier speelde het vereiste van rechtszekerheid.
