Aanleiding voor het onderzoek
Sinds 1 januari 2006 vallen ongeveer 70 à 75.000 Nederlanders in het buitenland onder de werking van de Zorgverzekeringswet. Zij kunnen in hun woonland gebruik maken van de nationale zorgverzekering en zij moeten hiervoor een bijdrage betalen aan het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) in Diemen. Deze Zvw-bijdrage wordt als voorheffing ingehouden op het ouderdomspensioen of op de arbeidsongeschiktheidsuitkering uit Nederland. In het jaar erna moet het CVZ een voorlopige jaarafrekening (over het voorgaande jaar) toesturen en uiterlijk drieënhalf jaar daarna moet het CVZ een definitieve jaarafrekening toesturen.
In de loop van 2010 bleek dat het CVZ 41.047 voorlopige jaarafrekeningen 2006 en 2007 (ongeveer 31% van het totaal) nooit aan de betrokkenen had toegestuurd. Toen deze groep in de loop van 2010 de definitieve jaarafrekeningen over die twee jaren ontving, kwam dat voor velen van hen als een onaangename verrassing.
De klachten
Men klaagde erover dat men al die jaren niet op de hoogte was geweest van het feit dat er niet of te weinig Zvw-bijdrage op hun inkomen was ingehouden. Als men tijdig een voorlopige jaarafrekening had ontvangen, had men eerder kunnen bijbetalen en de financiële lasten beter over de tijd kunnen spreiden. Nu zag men zich geconfronteerd met een hoog opgelopen schuld, die velen onmogelijk ineens konden betalen. En daarnaast vreesde men voor de jaarafrekeningen 2008 en 2009, die nog zouden volgen. De Nationale ombudsman heeft uit eigen beweging onderzoek gedaan naar de omvang en de reden van deze handelwijze van het CVZ. Daarnaast heeft hij beoordeeld of het CVZ betrokkenen voldoende ruimte bood voor het treffen van een betalingsregeling.
Het rapport
De Nationale ombudsman is van oordeel dat het CVZ een deel van de betrokkenen voor grote financiële problemen heeft gesteld door hun pas in 2010 de (jaaraf)rekening te sturen over 2006 en 2007. Het heeft zich op dit onderdeel niet gehouden aan de wet en heeft zich onbehoorlijk gedragen. Deze gedraging is in strijd met het vereisten van adequate organisatorische voorzieningen.
Daarnaast is de ombudsman van oordeel dat het CVZ met zijn aanbod van betalingsregelingen voldoende tegemoet komt aan degenen, die in financiële problemen zijn gekomen. Op dit punt heeft het CVZ zich wel behoorlijk gedragen. Wel merkt de ombudsman op dat het CVZ meer bekendheid moet geven aan de individuele betalingsregeling met een looptijd tot maximaal 60 maanden.
Hij beveelt het CVZ aan om deze mogelijkheid expliciet te vermelden op de website, in de flyer bij de jaarafrekening en in de telefonische contacten.