Verzoekster heeft zich ontfermd over de vriendin van haar dochter toen er in de thuissituatie van de vriendin een onhoudbare situatie was ontstaan.
Verzoekster klaagt erover dat het bestuur van Bureau Jeugdzorg Noord-Holland geen gevolgen verbindt aan de uitspraak van de klachtencommissie waarbij de klacht dat de indicatiestelling pleegzorg en aanmelding als netwerkpleeggezin eerder plaats had moeten vinden, gegrond wordt verklaard, Verzoekster is van mening dat ze door de late indicatiestelling een aantal maanden pleegzorgvergoeding is misgelopen.
Het bestuur geeft aan het niet eens te zijn met het standpunt van de klachtencommissie. Het bestuur ziet daarom geen aanleiding om verzoekster tegemoet te komen op het gebied van de misgelopen pleegzorgvergoeding. Dit omdat volgens het bestuur de indicatie pleegzorg met verblijf in een
pleeggezin volgens het bestuur pas kan worden afgegeven na een machtiging uithuisplaatsing van de rechter.
De motivering van het bestuur om het oordeel van de klachtencommissie dat de indicatie eerder had kunnen worden afgegeven niet over te nemen is volgens de Nationale ombudsman gebaseerd op een onjuiste interpretatie van artikel 7 van de Wet op de jeugdzorg. Door het oordeel van de klachtencommissie niet over te nemen heeft het bestuur het vertrouwen in behoorlijke klachtbehandeling geschaad en heeft daarmee gehandeld in strijd met het vereiste van rechtszekerheid.
De Nationale ombudsman geeft het bestuur van Bureau Jeugdzorg Noord-Holland in overweging om alsnog over te gaan tot het treffen van maatregelen die bewerkstelligen dat verzoeker alsnog gecompenseerd wordt voor het mislopen van een pleegzorgvergoeding.