Een moeder en dochter zijn professionele pleegzorgouders. Een moeder bracht haar twee jonge kinderen bij hen ter verzorging. Bureau Jeugdzorg Limburg (BJL) en de Raad voor de Kinderbescherming waren ook betrokken bij dat gezin en was van oordeel dat de kinderen beter op hun plek waren ergens anders. Dit wilden zij bespreken met de oudste pleegdochter voordat de rechter daarover zou oordelen. Na de uitspraak van de rechter werden de kinderen bij de pleegzorgouders weggehaald door BJL zonder verder overleg vooraf. De pleegzorgouders klaagden onder andere bij BJL over de gang van zaken. Die klacht werd niet in behandeling genomen door BJL.
De klacht was dat BJL
- de leegzorgouders heeft geprobeerd te overreden om mee te werken om hun pleegdochter mee te delen dat zij weg moest bij hen, terwijl de Rechtbank zich daarover nog niet definitief had uitgesproken;
- na de beschikking niet met hen heeft overlegd over het weghalen van hun pleegkinderen;
- de klacht over bovenstaande niet in behandeling wilde nemen.
De ombudsman onderzocht ook het initiatief van de Raad voor de Kinderbescherming om de pleegzorgouders te bezoeken, om hen mee te laten werken om hun pleegdochter mee te delen
dat zij weg moest bij hen.
Op basis van het onderzoek vindt de ombudsman de klacht over BJL niet gegrond. BJL mocht op basis van de evenredigheid de afweging maken om de kinderen zo snel mogelijk, zonder voorbereiding, naar hun nieuwe plek te brengen. Wat betreft de klachtbehandeling had JBL de klacht dienen te behandelen, ook al was de vorm waarin de klacht was gegoten anders dan gebruikelijk.
De gedraging van de Raad voor de Kinderbescherming vindt de ombudsman behoorlijk. Een kind behoort in het kader van de transparantie tijdig over overheidsingrijpen dat haar betreft te worden geïnformeerd.
Gebruikte behoorlijkheidsvereisten
- Transparantie;
- Evenredigheid;
- Behoorlijk overheidsoptreden