Verzoeker heeft zijn broer in huis genomen omdat er een crisissituatie ontstaan was waardoor wonen bij vader niet meer mogelijk was
Verzoeker klaagt erover dat het bestuur van Bureau Jeugdzorg Noord-Holland afwijkt van de uitspraak van de klachtencommissie dat het bestuur moet onderzoeken of er aanleiding is om over te gaan tot het treffen van genoegdoening van verzoeker voor het mislopen van een pleegzorgvergoeding.
Het bestuur geeft aan het niet eens te zijn met het standpunt van de klachtencommissie. Het bestuur ziet daarom geen aanleiding om verzoeker tegemoet te komen op het gebied van de misgelopen pleegzorgvergoeding. Dit omdat volgens het bestuur de indicatie pleegzorg met verblijf in een pleeggezin volgens het bestuur pas kan worden afgegeven na een machtiging uithuisplaatsing van de rechter.
De motivering van het bestuur om het oordeel van de klachtencommissie dat de indicatie eerder had kunnen worden afgegeven niet over te nemen is volgens de Nationale ombudsman gebaseerd op een onjuiste interpretatie van artikel 7 van de Wet op de jeugdzorg. Door het oordeel van de klachtencommissie niet over te nemen heeft het bestuur het vertrouwen in behoorlijke klachtbehandeling geschaad en heeft daarmee gehandeld in strijd met het vereiste van rechtszekerheid.
De Nationale ombudsman geeft het bestuur van Bureau Jeugdzorg Noord-Holland in overweging om alsnog over te gaan tot het treffen van maatregelen die bewerkstelligen dat verzoeker alsnog gecompenseerd wordt voor het mislopen van een pleegzorgvergoeding.