De strafrechter had aan verzoekster een taakstraf opgelegd. Omdat verzoekster medisch ongeschikt was om de taakstraf uit te voeren, werd haar zaak tijdens een herkansingsoverleg door de reclassering met een officier van justitie besproken. Na afloop van dit overleg kreeg verzoekster van haar contactpersoon bij de reclassering te horen dat de officier van justitie had besloten om haar taakstraf niet om te zetten in vervangende hechtenis maar juist op medische gronden op te leggen te verjaring. Verzoekster ontving een maand later een brief van Justitie waarin stond dat ze de vervangende hechtenis alsnog moest uitzitten. Verzoekster nam onmiddellijk contact op met de reclassering die haar na enige dagen telefonisch aangaf dat ze de vervangende hechtenis toch niet hoefde uit te zitten. Verzoekster werd enige tijd later alsnog door de politie aangehouden en heeft een groot deel van de vervangende hechtenis moeten uitzitten.
Verzoekster klaagde erover dat het arrondissementsparket Utrecht door zijn wisselende optreden onduidelijkheid bij haar had doen ontstaan of ze wel of niet de vervangende hechtenis voor een niet uitgevoerde taakstraf moest uitzitten.
Aangezien de reclassering, tot het incident waarover verzoekster klaagde, haar cliënten altijd zelf persoonlijk op de hoogte stelde van de uitkomst van het herkansingsoverleg en deze mededelingen kennelijk nooit eerder voor verwarring hebben gezorgd, was de Nationale ombudsman van oordeel dat verzoekster erop mocht vertrouwen dat de aan haar gedane mededeling juist was. Dat het Openbaar Ministerie van de deze praktijk niet op de hoogte was, doet daar niet aan af.
Door verzoekster ondanks de toezegging toch aan te laten houden om de vervangende hechtenis te ondergaan heeft de minister van Justitie gehandeld in strijd met het vereiste van rechtszekerheid.