Verzoeksters geestelijk gehandicapte broer wordt in een zorginstelling. Volgens verzoekster houdt die instelling onvoldoende rekening met de woonwens van haar broer en andere bewoners.
Verzoekster klaagt erover dat de IGZ niet adequaat heeft gereageerd op haar recente signalen dat de zorginstelling waar haar broer verblijft de bewoners en hun familie nog steeds stelselmatig onvoldoende inspraak geeft wat betreft de door hen gewenste woonsituatie.
De Nationale ombudsman stelt vast dat de kwestie rond de woonwensen bij zorginstelling S. al jaren speelt. Er is al zeer veel over gecorrespondeerd en in een eerder rapport van de Nationale ombudsman is vastgesteld dat de IGZ de meldingen van verzoekster op dit punt onvoldoende gemotiveerd terzijde heeft gelegd. Indien er door de zorginstelling inderdaad onvoldoende oog is voor de woonwensen van de bewoners, kan dit duiden op een structurele tekortkoming in de zorg. Het IGZ heeft de melding niet in onderzoek heeft genomen, aan de hand van de Leidraad Meldingen 2007. Ook eerder is dit niet gebeurd. In de Leidraad is vastgelegd wanneer de IGZ een binnengekomen melding nader moet onderzoeken. Dat is het geval als de melding gaat over en kan duiden op een structurele tekortkoming in de behandeling of in de zorg. Nu dit het geval is, heeft de IGZ door de melding van verzoekster niet op te pakken als een melding in de zin van de Leidraad, het behoorlijkheidsvereiste dat grondrechten moeten worden gerespecteerd, in dit geval het recht op gezondheid, geschonden. Dat geeft aanleiding om aan dit rapport een aanbeveling te verbinden.
De gedraging is in strijd met het vereiste dat het grondrecht op gezondheid moet worden gerespecteerd.
De Nationale ombudsman geeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in overweging te bevorderen dat de IGZ de melding van verzoekster alsnog als melding in de zin van de Leidraad meldingen oppakt.
